Bijeenkomsten Zuidelijke Afdeling vanaf 2013

2013

De eerste vergadering in 2013 vond plaats op 16 februari. Drs. Ben van Melick en dr. Lou Spronck verzorgden gezamenlijk een lezing over de totstandkoming van een Limburgse Literatuurgeschiedenis. Het tweede gedeelte van de bijeenkomst bestond uit een voordracht door Ester Naomi Perquin, dichteres, die enkele dagen voordien de winnares van de VSB-Poëzieprijs 2013 was geworden.

Op 1 juni werd een lezing verzorgd door Peter Thissen over de bibliotheek van het Roermondse kartuizerklooster. Zijn tweede promotie in 2012 – in 1994 was hij al gepromoveerd op het onderwerp Werk, netwerk en letterwerk van de familie Van Hoogstraten in de zeventiende eeuw. Sociaal-economische en sociaal-culturele achtergronden van geletterden in de Republiek – had  als onderwerp: Cel en wereld, Kartuizers en boeken in Roermond, 1376-1783. Bart Slijper, biograaf van J.C. Bloem en Willem Kloos, gaf als tweede spreker een

toelichting op zijn werk en werd vervolgens hierover geïnterviewd.

Op 7 september 2013 hield Leonie Cornips, bijzonder hoogleraar taalcultuur in Limburg, een lezing over haar vakgebied. Marc Beerens, uitgever bij Vantilt, vertelde over zijn werk en het verzorgen van literaire uitgaven.

2014

In het jaar 2014 werd de eerste vergadering gehouden op 15 februari 2014. Inleidingen werden verzorgd door Erik Menkveld en René van Stipriaan.

Erik Menkveld werkte aanvankelijk als fondsvormend redacteur voor een uitgeverij. Later was hij programmamaker voor het Rotterdamse Poetry International Festival. Hij was redacteur van het literaire tijdschrift Tirade en wijdde zich sinds 2002 geheel aan het schrijven van poëzie en proza. Als dichter debuteerde Menkveld in 1997 met De karpersimulator, een bundel die genomineerd werd voor de VSB Poëzieprijs en bekroond met de Van der Hoogtprijs en de C. Buddingh’-prijs. In 2001 verscheen zijn tweede bundel Schapen nu!, die genomineerd werd voor de Hughes C. Pernathprijs en de J.C. Bloemprijs. Zijn derde bundel Prime time verscheen in januari 2005. In het najaar van 2006 verscheen Met de meeste hoogachting, een brievenboek van Erik Menkveld, geïnspireerd door het voorbeeld van Petrarca, die brieven aan zijn klassieke voorgangers Cicero en Seneca schreef. In 2011 verscheen zijn romandebuut Het grote zwijgen. Hiervoor ontving hij de Academica Literatuurprijs 2012. Hij besprak tijdens zijn voordracht dit romandebuut, een gefictionaliseerde historische roman over de bijzondere vriendschap tussen de componisten Alphons Diepenbrock en Matthijs Vermeulen. Het was een vriendschap die overging van wederzijdse bewondering in overspel en ruzie. Bij deze bijeenkomst en ook bij het levendige gesprek na afloop van de vergadering bij het diner heeft niemand kunnen vermoeden dat de nog zo vitaal ogende Erik Menkveld enkele weken later (op 30 maart) zou komen te overlijden.

René van Stipriaan is onder andere bekend vanwege zijn verzamelingen ooggetuigenverslagen: Ooggetuigen van de wereldgeschiedenis (samen met Geert Mak), Ooggetuigen van de Gouden Eeuw en Ooggetuigen van de Rock ‘n’ Roll). Hij promoveerde in 1995 op komisch toneel in de zeventiende eeuw (Leugens en vermaak. Boccaccio’s novellen in de kluchtcultuur van de Nederlandse renaissance). In 2002 publiceerde hij Het volle leven, een rijk geïllustreerde geschiedenis van de Nederlandse literatuur van de zestiende tot en met de achttiende eeuw. Hij sprak ook over het boek waaraan hij werkte over de rol van propaganda tijdens de Nederlandse Opstand en over zijn komende biografie van Willem van Oranje.

Bij de bijeenkomst van 17 mei mochten wij Johan Winkelman en Benny Lindelauf verwelkomen. Johan Winkelman heeft als leeropdracht is de letterkunde van de Middeleeuwen, in het bijzonder de Duitse. Hij publiceert onder meer over de Florisroman, de Waleweinroman, de Tristanroman en de Brandaanlegende. Zijn inaugurele rede hield hij over de laatmiddeleeuwse prozaroman Meluzine. Naar aanleiding van zijn onlangs verschenen boek Vergeten Fragmenten, een drieluik over Limburgse liefdesromans uit omstreeks 1200, hield hij een lezing met als titel ‘Floyris en Blantsefluor’. De oudste tekst van het drieluik, de ‘Floyris en Blantsefluor’, zou volgens de spreker omstreeks 1170/1180 in of nabij Roermond zijn geschreven. Het gaat om oud cultuurgoed van Limburgse bodem.

Na een opleiding in tal van creatieve vakken met als doel sociaal werker te worden bezocht Benny Lindelauf de theaterschool in Amsterdam. Vervolgens speelde en danste hij in een aantal (jeugd)theaterproducties. Als schrijver kreeg hij lessen van Beatrijs Nolet, Claire Hülsenbeck en Joke Linders. Hij heeft een hoge productie bij het schrijven van boeken met wellicht als meest opvallende boek De hemel van Heivisj. In kranten is dan ook de suggestie gedaan dat Heivisj het beste Nederlandse jeugdboek van alle tijden is. Benny Lindelauf sprak over zijn werk en bracht enkele liedjes ten gehore met begeleiding.

De Zuidelijke Afdeling vierde op 15 november 2014 haar 25-jarig bestaan. Voorafgaand werd een vergadering gehouden waarbij als sprekers aanwezig waren Maarten Klein met een voordracht houden over het onderwerp ‘Androgynie in het werk van Hugo Claus’ en Wiel Kusters die sprak over leven en werk van Kees Fens.

Maarten Klein, gepromoveerd op Appositionele constructies in het Nederlands, publiceert naast zijn taalkundige werkzaamheden over het werk van Louis Couperus. Hij is redacteur van de Couperus Cahiers. Op 22 april 2007 ontving hij de Couperuspenning voor zijn werk over de studie van Couperus. In zijn voordracht besprak hij de onder andere fascinatie van Hugo Claus voor het werk van Couperus en de regelmatig in zijn boeken voorkomende beelden en thema’s van en over Couperus.

Wiel Kusters, oprichter en oud-voorzitter van onze afdeling, was hoogleraar letterkunde aan de Universiteit van Maastricht. Zijn meest recente boekpublicaties zijn In en onder het dorp, mijnwerkersleven in Limburg, Zielverstand en (samen met Benno Barnard en Huub Beurskens) de omvangrijke bloemlezing Nee, Plato, nee uit de poëzie van W.H. Auden. In 2010 verscheen zijn biografie van de dichter Pierre Kemp: Pierre Kemp. Een leven. Hij sprak naar aanleiding van zijn onlangs verschenen biografie Mijn versnipperd bestaan. Het leven van Kees Fens (1929-2008).

Het 25-jarig jubileum werd door een groot aantal leden gevierd met een diner waarbij Wiel Kusters en Peter Altena de sprekers waren.

2015

Het verenigingsjaar 2015 startte met een vergadering op 24 januari. De eerste spreker was Ludo Jongen, mediëvist en als zodanig werkzaam bij de Universiteit Leiden, Opleiding Nederlandse taal en cultuur, Sectie Oudere letterkunde. Hij is bekend om zijn studies van heiligenlevens. Zijn proefschrift handelt over Maerlants bewerking van de klassieke Achilleis: Van Achilles tellen langhe: onderzoekingen over Maerlants bewerking van Statius’ Achilleis in de Historie van Troyen. Hij is ook de auteur is van het hoofdstuk over de middeleeuwen in de Geschiedenis van de Literatuur in Limburg die in 2015/’16 zal verschijnen. Ludo Jongen sprak over Middelnederlandse heiligenlevens, met de nadruk op Sint Servaas van Hendrik van Veldeke.

De tweede spreker op die dag was de dichter, essayist en classicus Piet Gerbrandy. Na een studie klassieke talen en vergelijkende Indo-Europese taalwetenschap doceert hij nu klassiek en middeleeuws Latijn. Na zijn promotie op de poëzie van H.H. ter Balkt en Jacques Hamelink schrijft hij vertalingen, essays, gedichten, poëzierecensies en essays voor dag- en weekbladen. Nog in 2014 ontving hij na veel andere bekroningen van zijn werk de Jan Campert-prijs. Hij besprak opmerkelijke gebeurtenissen in de recente Nederlandse poëzie en zijn eigen werk.

De gastsprekers bij de vergadering, die op 9 mei werd gehouden, waren Dik van der Meulen, biograaf van koning Willem III en Multatuli, en Jos Perry, onder andere biograaf van Willem Vliegen, Victor de Stuers en Theun de Vries

Dik van der Meulen studeerde Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Leiden en schreef zijn doctoraalscriptie over Menno ter Braak en Hendrik Marsman. Hij werkte bij het Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Kunstgeschiedenis van de Universiteit Utrecht. De laatste twee delen (XXIV en XXV) van de Volledige Werken van Multatuli werden mede door hem geredigeerd. Zijn promotie in 2002 betrof een biografie van Multatuli. Hiervoor kreeg hij in 2003 de AKO Literatuurprijs. In 2014 was hij een van de drie auteurs van de reeks Koningsbiografieën waarvoor hij het deel over koning Willem III der Nederlanden schreef. Daarvoor kreeg hij in oktober 2014 de Libris Geschiedenis Prijs. Hij werd geïnterviewd worden over het fenomeen biografie in het algemeen.

De tweede spreker, Jos Perry, studeerde af als historicus aan de Universiteit van Nijmegen en is werkzaam bij de Faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen (Capaciteitsgroep Letteren en Kunst ) van de Universiteit Maastricht. Hij besprak de literatuur over de bezettingsjaren in Limburg, met name de na de oorlog verschenen romans, novellen en dagboeken die naar de jaren 1940-1945 verwijzen.

In de derde vergadering, gehouden op 26 september 2015 was de eerste gastspreker Léon Hanssen, biograaf van Menno ter Braak en Piet Mondriaan en kenner van het werk van Vasalis. Hij besprak zijn dit jaar verschenen biografie van Piet Mondriaan. Enkele van zijn publicaties zijn: Leven in geleende tijd. Over Menno ter Braak, 1992; Huizinga en de troost van de geschiedenis. Verbeelding en rede, 1996; Bekroond met de Busken Huetprijs en de Henriëtte de Beaufortprijs: Want alle verlies is winst: Menno ter Braak 1902-1930, 2000, en Sterven als een polemist: Menno ter Braak 1930-1940, 2001; M. Vasalis, een misverstand om in te geloven, 2006; De schepping van een aards paradijs. Piet Mondriaan 1919-1933, 2015.

Johan Sonnenschein, lector Nederlands aan het Département de Langues et Littératures modernes van de Université de Liège kwam als tweede inleider aan het woord. Met als titel ‘Een nieuwe lente, ambiguïteit. Nederlandse epiek sinds Gorter’, sprak hij over Herman Gorters Een dag in ’t jaar: het literair-historisch belang van de tekst en de vraag waarom Gorter het in portefeuille hield. Ook het thema van het (middel)lange gedicht in de Nederlandse literatuur van de twintigste eeuw kwam aan de orde waarbij hij Gorters eindwerk Pan (1916) uitlichtte als epos van het socialisme

De dissertatie van Johan Sonnenschein heeft als titel Kentering Wending Knik: dynamiek in modern dichterschap (Herman Gorter, M. Nijhoff, Willem Jan Otten). In 2014 bezorgde hij een becommentarieerde editie van Een dag in ’t jaar van Herman Gorter.

2016

Het nieuwe verenigingsjaar 2016 zal op 23 januari openen met de inleiders Jacques Vriens over ‘Leesbevordering’ en Camiel Hamans over ‘Wat is het verschil tussen het Limburgs en het Zeeuws en waarom staat het Fries nog hoger aangeschreven? Aspecten van taalpolitiek in Nederland (en België)’.

De volgende studievergaderingen zullen plaatsvinden op 28 mei en 8 oktober.