In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
De Amerikaanse cultuur die na 1945 ons land is binnengedrongen manifesteert zich ook in de viering van feest- en hoogtijdagen die tot voor kort niet op onze kalender voorkwamen – Halloween, Black Friday, en de pakjesdag van de Kerstman die onze eigen Sinterklaasavond steeds verder de vergetelheid induwt.
Zelf heb ik meer dan genoeg aan onze eigen gedenkdagen – aan vele houd ik me zelfs niet eens. Hemelvaartsdag, de biddag voor het gewas, de dankdag voor de oogst, vaderdag, dierendag, de dies van mijn eigen alma mater, ze kunnen me allemaal gestolen worden. Toch is er een Amerikaanse dag die me op het lijf geschreven is: Blue Monday, de derde maandag van januari. Dan lig je in een natte, grijze kuil, worstel je met ontwenningsverschijnselen omdat je zo nodig mee moet doen aan Dry January, wacht je gespannen op het nieuwe loonstrookje en besef je dat het nog lang geen vakantieseizoen is.
Blue Monday vier ik niet met het luisteren naar het gelijknamige liedje van Fats Domino, maar met het zachtjes reciteren van Cees Buddingh’s gorgelrijm ‘Winterklacht’:
Als in ’n walm van oliebollen
’t oude jaar ten einde taant,
en de keukenmeiden gillen,
komt de ari in de maand.
janu eerst en dan febru
met hun karrevrachten kou,
daarvan krijgt een mensenleven
op den duur toch wel een knauw.
In december wordt tenminste
af en toe nog ’s flink gekaand.
Maar mijn God, waarvoor is ’t nodig,
steeds die ari in de maand.
Jaap Goedegebuure