In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
Madame de Sévigné
Je hoort wel beweren, zelfs door onze oud-vorstin Beatrix, dat de sociale media ‘de kunst van het brieven schrijven’ om zeep hebben geholpen. Wie zo redeneert beseft niet dat het met behulp van pen en papier corresponderen niet zozeer een kunst is, maar een levensbehoefte. Je schrijft brieven omdat je het niet laten kan, en ook omdat het oneindig meer bevrediging schenkt dan een vluchtig gesprek. Spreken is zilver, schrijven is goud. Zelfs de begaafdste causeurs geven het beste en meest intieme van zichzelf pas prijs in een dialoog met het postpapier. Wat ze al kletsend nog weten te verbergen achter hun vlotte babbel, uit schaamte of bij gebrek aan passende bewoordingen, durven ze in een brief wel kwijt.
Hoewel ik nu iemand hoor tegenwerpen dat met de komst van de e-mail het epistolaire genre aan een nieuw leven is begonnen, kan dat medium geen aanspraak maken op de benaming van brief. Een e-mail is in de meeste gevallen weinig meer dan een vluchtige en slecht gestileerde kattenbel. En wat erger is: hij gaat veel te snel op zijn doel af. Wat zou het briefschrijven zijn zonder het dichtlikken van de envelop, de hand die, niet zelden met gemengde gevoelens, de bloedrode brievenbus beroert, en last but not least de spanning van het wachten op een antwoord?
Ik zou hier graag een ode aan de postbode brengen, als drieënhalve eeuw geleden een welsprekende dame mij niet voor was geweest. Op 12 juli 1671 schreef Madame de Sévigné aan haar dochter: ‘Elke dag en op elk uur draven de postiljons door het land; wat een brave en dienstvaardige mannen zijn het toch! Wat is de post toch een mooie uitvinding en wat heeft de Voorzienigheid er goed aan gedaan om zo’n zucht naar brieven in het hart te leggen. Ik heb soms zin om die brievenbestellers te schrijven en hun mijn dank te betuigen.’ Dat deze loftuiting volgt op een scheldkanonnade aan het adres van een facteur die een brief aan het verkeerde adres heeft bezorgd, moeten we mevrouw maar vergeven.
Van tijd tot tijd bezoek ik het Provençaalse stadje Grignan, waar Madame de Sévigné geregeld verbleef nadat de zojuist genoemde dochter daar vanwege haar huwelijk met de plaatselijke graaf was gaan wonen. Onder haar standbeeld drink ik dan een glas rosé op haar blijvende roem, en schrijf zittend aan een cafétafeltje een brief aan iemand die me lief is.
Jaap Goedegebuure