In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
Repelsteeltje
Sprookjes zijn geen sprookjes, maar ware verhalen – vooropgesteld natuurlijk dat je in voldoende mate symboolgevoelig bent om door het sprookjesachtige heen te lezen. Sneeuwwitje die er als mogelijke mededingster van haar jaloerse stiefmoeder (in de oorspronkelijke versie nota bene haar bloedeigen moeder!) niet mag zijn, Hans die – heel freudiaans – aan de heks moet laten zien of zijn vingertje al dik genoeg is, Rapunzel die vanuit de toren haar haren losgooit zodat de prins een laddertje heeft om haar te bereiken en zijn wil met haar te doen – het zijn stuk voor stuk hoofdstukken uit de universele geschiedenis van het seksuele ontwaken en wat daarop volgt.
Wat mij betreft hoort minstens één sprookje tot een andere, want numineuze orde. Een frisse molenaarsdochter wordt door de koning tot bruid uitverkoren. Dat hij het oog juist op haar heeft laten vallen vindt zijn aanleiding in de opschepperij van haar vader: dochterlief zou bij machte zijn om goud uit stro spinnen. Daar heeft de koning wel oren naar. Om de vaardigheden van zijn aanstaande te testen laat hij een voer stro bezorgen om er goud van te maken. Als ze niet levert, moet ze sterven. Gelukkig krijgt ze hulp van een dwerg die gespecialiseerd is in deze tak van de alchemie. Hij vraagt er telkens wel een prijs voor: eerst haar halsketting, dan haar ring, en tenslotte haar eerstgeboren kind. Maar het contract bevat ook een ontbindende voorwaarde: als ze de naam van haar helper weet te raden, mag ze behalve het goud ook het kindje houden.
Kort en goed: onze heldin komt te weten dat de dwerg Repelsteeltje heet, breekt met het noemen van zijn naam de ban en behoudt haar koninklijke status en de gunst van haar man. Weet je van iemand hoe hij of zij heet, dan heb je ook macht over die persoon – dat is de moraal van dit oude verhaal. Een illustratief voorbeeld uit mijn eigen werkelijkheid biedt een vriendin die steevast de telefoon opneemt met ‘Hallo’, zonder te zeggen wie ze is – ze is erg op haar autonomie gesteld en ziet die al gauw bedreigd. Een ander exempel biedt hoofdstuk 3 van het bijbelboek Exodus. Mozes heeft een ontmoeting met God, en als hij Hem naar zijn naam vraagt is het enigmatische antwoord: ‘JHWH’, ‘Ik ben’. Zelfs op het uitspreken van die naam rust bij orthodoxe joden tot vandaag de dag een taboe. Het is immers niet de bedoeling dat de godsnaam zo maar toegang geeft tot het Heilige der Heilige.
Dat het sprookje van Repelsteeltje ook een erotische lading kan krijgen, leert de volgende anekdote. Lang geleden maakte de notoire vrouwenverleider Adriaan Morriën tijdens een receptie het hof aan de aantrekkelijke studente Nederlands M. Toen hij vroeg hoe ze heette, antwoordde ze gevat:  ‘Repelsteeltje.’ Je zou denken dat ze zich daarmee aan Morriën uitleverde. Maar dat was maar voor een klein deel het geval. Hoe haar echte naam luidde hield ze zorgvuldig geheim.
Jaap Goedegebuure