In Bijlage 716Ā van de Resoluties van Curatoren en Burgemeesters (1656) kwam ik vorige week de volgende zin tegen:
"voornaementlick dat sy in hare disputen ende corollarien sich abstineren van alle odieuse sugillatien, convitien ende exaggeratien van des eenes ofte des anders gevoelen"
Zoals ik ook al op TwitterĀ zei: deze zin bevat zĆ³veel Frans dat het bijna een parodie wordt. Het lijkt wel het zeventiende-eeuwse equivalent (sic) van hedendaags management speak! En toch is deze zin, met al zijn Frans, eigenlijk heel interessant. Hij zegt niet alleen iets over de taal van vroeger, maar biedt ook perspectief op de taal nu.
Geleend
De teksten die ik bekijk bevatten veel Franse woorden. Een groot aantal daarvan had ik nog nooit in een Nederlandse tekst had gezien, en kon ik ook niet direct plaatsen. Bijvoorbeeld:
besoigneren, consequeren, dĆ©dommagement, defroeyeeren, failleren, obtempereeren, proflueeren, reĆ¼sseren, sisteeren, subarreren
Met een beetje googlen kwam ik er meestal wel achter wat de woorden betekenden. Defroeyeeren is waarschijnlijk een spellingvariant van defroyeren, wat _onthalen_ betekent. Een dĆ©dommagementĀ is, zo weet ik inmiddels, een vergoeding. Een veel grotere groep woorden kwam me wĆ©l bekend voor:
celebreren, considerabel, consideratien, continuele, dilay, difficulteyt, extraordinaire, geapliceert, gecompareerd, gedemandeerd, gesuspecteert, inconvenient, inevitabel, infringeren, insoufficantheyt, occupatiĆ«n, patiĆ«ntie, poenaliteit, precautie, rejecteren, removeren, repliceren (antwoorden),Ā solemneele
Deze woorden kwamen me bekend voor, omdat ze ontzettend lijken op Engelse woorden. Sterker nog: ik weet zeker dat als ik nu zou zeggen, dat ik volgende week maandag mijn verjaardag celebreer, ik onmiddellijk de anti-Engels lobby over me heen krijg. Wat betreft bovenstaande woorden is het echter zeer onwaarschijnlijk dat ze uit het Engels zijn ontleend. In de periode die ik onderzoek (1550-1800) was de politieke en culturele invloed van het Engels namelijk onaanzienlijk, en in ieder geval van kleiner dan die van het Frans. Zoals Nicoline van der Sijs zegt in haar Groot LeenwoordenboekĀ (p.318):Ā "Andersom was de invloed van Groot-BrittanniĆ« op de Nederlanden verwaarloosbaar."
Opvallend
In ieder geval drie dingen vallen op aan deze woorden. Het eerste is dat er vrijwel alleen werkwoorden in de lijst staan. Nu weten we dat werkwoorden, net als zelfstandige en bijvoegelijke naamwoorden, over het algemeen sneller vernieuwen, en vaker geleend worden. Toch is het opvallend dat mijn (natuurlijk niet uitputtende) lijstje vooral uit werkwoorden bestaat. Vallen die om een of andere reden meer op, voor mij of in het algemeen? Ontleenden we meer werkwoorden uit het Frans, of speciaal in deze periode? Ik weet het niet, maar opvallend is het wel.
Het tweede wat opvalt is dat de woorden zich aanpassen aan de grammatica van het Nederlands Ze krijgen als voltooid deelwoord voorvoegsel ge- (gedefroeyeert), als infinitief -en (submitteeren), en als 3e persoon de uitgang -t (rejecteert) of -de (repliceerde). Dat is een goed teken, want uit taalcontactonderzoek weten we dat de impact van leenwoorden op een taal veel kleiner is wanneer ze worden aangepast. Pas als dat niet meer gebeurt, en de structuur van een taal echt wordt aangepast, dan kan een taal in gevaar komen. Zolang dat niet gebeurt, is het meer een kwestie van _je vervangt de verf, maar het huis blijft staan_. Dat klinkt bijna als een Frans spreekwoord...
Verdwijnen
Het derde punt is wat mij betreft het meest opvallende: veel van deze woorden zijn inmiddels volledig verdwenen uit het Nederlandse taalgebruik. Er zijn natuurlijk heel veel van die verdwijnwoorden (ik schreef al eerder hier, hierĀ en hierĀ over, en er boekenĀ over verschenen), maar we staan volgens mij zelden stil bij algemene eigenschappen van die woorden. Doe je dat wel, dan zie hoe veel meer Frans er werd gebruikt dan je misschien dacht. Zet dat af tegen de _enorme toename_ van het Engels tegenwoordig, en je ziet dat die misschien qua omvang wel vergelijkbaar is met die van het Frans in een eerdere taalfase. Of het Engels enorm toeneemt is overigens nog maar sterk de vraag. In onderzoek dat Nicoline van der Sijs en ik deden (we dienen het binnenkort opnieuw in bij een tijdschrift) was er een toename van 6 op de 1000 woorden Engels naar 11 op de 1000 tussen 1950 en 2002. Peanuts, zouden onze buren zeggen.
Een andere les die je kunt trekken uit verdwijnende Franse leenwoorden, is dat ook Engelse leenwoorden weer verdwijnen. Maar als je lijstjes maakt met alles wat minstens Ć©Ć©n keer is voorgekomen, dan zie je dat niet echt. Het is daarom zinvol te kijken naar hoe vaak en wanneer woorden ook echt gebruikt worden. Zo geef je ook aandacht aan woorden die misschien in woordenboeken niet vergeten zijn, maar in gebruik wel.
Meer Frans?
We moeten vooral oppassen niet al te heftige conclusies te trekken over de aanwezigheid en gebruik van het Frans in het Nederlands, alleen op basis van deze teksten. Dit is maar Ć©Ć©n domein, heel formeel bovendien, en dit zijn maar een paar anekdotische voorbeelden. Maar wat we denk ik wel kunnen zeggen is dat er vroeger veel Franse woorden voorkwamen, die nu verdwenen zijn. Hoeveel dat er precies waren, hoe vaak ze voorkwamen en hoe ze zich verspreidden, daar weten we nog lang niet alles over. Des te interessanter dat er precies hiernaar nu een onderzoeksprojectĀ loopt aan de Universiteit Leiden, onder leiding van prof. Gijsbert Rutten. Ik zie enorm uit naar de resultaten daarvan. Zoals hij ook schrijft in het Engels): "The results will offer solid evidence for a balanced assessment of other contact settings, including the supposed present-day Anglicization."