In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
Chet Baker
Levens gesmoord in drank en drugs, de jazz zit er vol mee. Remco Campert, die als geen ander de zachtjes slopende krachten van vergeefsheid, verveling en verval kan oproepen, heeft er de mooiste gedichten over geschreven, over Charlie Parker (‘O vermoeide vuile voet / van het lopen hele nachten haast je niet’), over ‘de glazen piano van papa Tristano’, maar vooral over Chet Baker, de trompettist met de fluwelen toon en de broze, bijna meisjesachtige stem. Baker wiens gebit kapot werd geslagen door een dealer die nog geld van hem tegoed had, Baker die zo zichtbaar en zo onbekommerd op het randje leefde, getuige de prachtdocumentaire Let’s get lost, Baker die in de vroege ochtend van 13 mei 1988 een doodsmak maakte toen hij te ver uit zijn hotelkamerraam aan de Amsterdamse Prins Hendrikkade leunde. Wie nog bloemen op de onheilsplek wil gaan neerleggen: er is een gevelsteen.
Ik kan eindeloos luisteren naar Chet Baker, vooral als hij zingt. Maar niemand die er betere woorden voor heeft gevonden dan Remco Campert.
Zijn stem is een zachte regen
als de kleine voeten van het vreemde meisje
op het mollige tapijt
(…)
Zijn stem is poëzie zoals de gladgeslepen kiezelsteen
de gebroken lijn van potlood op papier
je ogen die ik liefheb
kus me.
Zachte regen zeer romantisch aan het raam
ik strek mijn wapens ik sta met lege handen
ik ben een bloederig geraamte vul mij met zachtheid
kus me met de warme mond van je muzieke lichaam.
Jaap Goedegebuure