In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
Albee, Pinter, Beckett, Mrozek
Na Biesheuvel valt er nog een dode van dit bijna voorbije jaar te gedenken: Aart Staartjes. Bekende Nederlander geworden dankzij de Stratemakeropzeeshow, de Fillem van Ome Willem en Sesamstraat; dé favoriete tv-persoonlijkheid van mijn opgroeiende nazaten toen ik nog geacht werd om die aangenaam bezig te houden, maar te krap in mijn tijd zat. Voor de IKON vertelde Aart ook heel mooi de Bijbel na, speciaal voor kinderen.
Al die verdiensten lieten me haast vergeten dat Aart Staartjes in de jaren zestig zijn acteurscarrière  begon bij Kees van Iersels gezelschap Studio, niche van het Nederlandse avantgardetheater. Ter bevordering van de door mij geambieerde status van progressieve cultuurminnaar had ik destijds een abonnement genomen op een reeks voorstellingen waarmee Studio door de provincie toerde. In de Middelburgse schouwburg zag ik Aart Staartjes schitteren in de eenakter Karel van Slawomir Mrozek. Ik herinner me vooral de enorme energie waarin ik me zo meegenomen voelde dat ik na afloop mijn handen stuk klapte.
Dit alles kwam weer naar boven toen ik Oek de Jongs debuutroman Opwaaiende zomerjurken herlas en bleef haken aan een detail waar ik altijd overheen had gekeken. Hoofdpersoon Edo Mesch, streek- en leeftijdgenoot, loopt alles af wat er in zijn naaste omgeving aan modern toneel te zien is, Albee, Pinter, Beckett, en jawel, ook Mrozek. De zoveelste schok der herkenning, het zoveelste gedeelde souvenir, het zoveelste teken van echtheid waaraan schijnbaar verzonnen verhalen hun kracht ontlenen.
Jaap Goedegebuure