In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
Pier en oceaan & Zwarte schuur
Hoe er in sommige delen van Zeeland tegen de literatuur en het schrijverschap wordt aangekeken, kan ik illustreren aan de hand van een waargebeurd voorval. In de jaren dat Oek de Jong broedde op de grotendeels in Zeeland gesitueerde romans Pier en oceaan en Zwarte schuur, maakten hij en ik een tweetal reizen naar de streken waar ik opgroeide: Tholen, Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren. Onderweg aten we mosselen in Philippine, tuurden bij De Griete over de Wester- en bij Gorishoek over de Oosterschelde, liepen een rondje over de wallen van het ingedutte vestinkje Retranchement en ondernamen een pelgrimage naar mijn bakermat Sint Annaland, gelegen aan de Krabbenkreek. Ik had Oek van tevoren gewaarschuwd dat we in laatstgenoemd dorp wel eens familieleden van mij tegen het lijf konden lopen als we ons uit de auto waagden. En jawel, van achter de schuur waar ik als kind vele uren dromend had doorgebracht kwam ineens een oom op ons af. Wat we hier deden?
Zonder het antwoord af te wachten, nodigde oom ons uit voor de middagmaaltijd. Toen we die achter de kiezen hadden, compleet met gebed en Schriftlezing, kreeg Oek onverhoeds de vraag voorgelegd waarmee nuchtere Tholenaren de bokken van de schapen scheiden.
‘En wa doe jie voor de kost?’
‘Ik schrijf boeken.’
‘Niks as leugens zeker!’ was de prompte reactie, die nog werd toegelicht met mijn ooms bekentenis dat hij ooit een feuilleton had gevolgd in zijn lijfkrant, het Reformatorisch Dagblad, er zelfs een traan bij moest wegpinken, maar zich uiteindelijk toch bekocht had gevoeld. Net als Batavus Droogstoppel hield hij er welbeschouwd niet van ‘iets dergelyks te lezen, omdat ik een man van zaken ben. Sedert jaren vraag ik my af waartoe zulke dingen dienen, en ik sta verbaasd over de onbeschaamdheid waarmede een dichter of romanverteller u iets op de mouw durft te spelden, dat nooit gebeurd is, en meestal niet gebeuren kan.’
Jaap Goedegebuure