In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
Recensentenperikelen
Wie recenseert, krijgt onvermijdelijk te maken met wrok en agressie. Toen Michael Zeeman de klauwhamerpoëzie van de Maximalen had afgedaan als ‘een teil  rotte vis’, kreeg hij bij wijze van  vergelding een emmer van dat spul over zich heen. Eerder had zijn collega Aad Nuis het gewaagd om aanmerkingen te maken op de bloemrijke stijl van Léon de Winter, die een personage had laten glimlachen ‘als een geslacht varken’. Bij de redactie van de Haagse Post liet De Winter per omgaande een varkenskop bezorgen; kon de criticus met eigen ogen zien hoe adequaat zijn beeldspraak was.
Zelf heb ik in dit genre ook het een en ander meegemaakt. Ik volsta met één geval. Een boze mevrouw, naderhand schrijfster van naam en faam, maar toen nog gewoon werkzaam bij de universiteit waar ook ik was aangesteld, kwam met opgesteven zeilen haar beklag doen over de bespreking die ik had gewijd aan de eerste dichtbundel van haar levensgezel. Ik had daarin gewag gemaakt van kruimels die door meneer vanonder de tafel van Hans Faverey bij elkaar waren geveegd. Hoe durfde ik!
Behalve aan woedeaanvallen en vergeldingsacties staat de regelmatig publicerende recensent ook bloot aan geflikflooi en baltsgedrag dat veel weg heeft van de kopjes die je krijgt van een aanhalige kat. Er kan zo maar ongevraagde post in je brievenbus belanden, epistels die aldus beginnen: ‘Met enige schroom richt ik mij tot U. Het is in principe een afkeurenswaardige gang van zaken als van welke zijde dan ook druk op een literair criticus wordt uitgeoefend. Toch wil ik me daar voor één keer aan bezondigen.’ Volgt een smeekbede om aandacht te besteden aan het pas verschenen boek van des briefschrijvers hartsvriend, zulks in weerwil van het feit dat deze hartsvriend, behalve dichter en vertaler ook recensent, ‘altijd zo onevenredig onvriendelijk over U is.’ Ja ja, de literaire wereld is een strijdtoneel, wat zeg ik – een slangenkuil. En hoewel de slang net als in Genesis 3 niet alleen giftig maar ook verleidelijk uit de hoek kan komen, blijft het toch oppassen geblazen.
Jaap Goedegebuure