In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
De Canon
Dertig jaar geleden deed het destijds nog veelgelezen, op krantenformaat gedrukte opinieweekblad Vrij Nederland het komkommerseizoen alle eer aan. Vanaf de voorpagina van het op 18 augustus 1990 gedateerde nummer schetterde ons het breaking news tegemoet als zouden de leerlingen van het voortgezet onderwijs beroofd worden van de vrijheid om zelf uit te mogen maken welke boeken ze voor hun eindexamen Nederlands lazen. Er was wat dat betreft veel mogelijk. Yvonne Keuls, Het gouden ei, Asterix – doet u mij maar zo’n lijst, meneer. Lezen moet vooral leuk zijn en weinig moeite kosten, en wat kwaliteit is maken we zelf wel uit. Those were the days.
Toen kwamen daar drie letterkundigen, een uit Leiden, een andere uit Nijmegen en een derde uit Tilburg, spijkertjes strooien op het pad van het freewheelende volkje. Anbeek, Bekkering en Goedegebuure heetten ze. De ministeriële Commissie Vernieuwing Eindexamen Nederlands had hen gevraagd om na te denken over een standaardminimumstof met betrekking tot het onderdeel literatuur, zulks om ‘de huidige vrijblijvendheid in te perken’. Dus stelde het drietal bij wijze van gedachte-experiment een lijst van eenentwintig boeken samen uit de Nederlandse literatuur van Hildebrand tot Mulisch en schreef daar een tweeduizend woorden tellende toelichting bij. Alles op kousenvoeten en met fluwelen handschoenen aan.
In de dagen en weken na de scoop van Vrij Nederland was het geween en tandengeknars niet van de lucht. ‘Volkscommissarissen’, ‘Stasi’, ‘Kultuurkamer’, ‘index’, ‘boekverbrandingen’: deze en andere kwalificaties vlogen Anbeek, Bekkering en Goedegebuure om de oren. Het was niet alleen komkommertijd, we zaten ook aan de vooravond van de Eerste Golfoorlog, en zo geviel het Goedegebuure om door talkshowmaster Aad van den Heuvel tot de ‘Saddam Hussein van de Nederlandse literatuur’ te worden gekroond. Alsof dat allemaal nog niet voldoende was werd het pre-advies van de dekselse troika onderwerp van schriftelijke Kamervragen.
In dertig jaar is er wel wat veranderd. Je mag niet alleen over de canon bakkeleien, je mag er zelfs een formuleren. Frits van Oostrom, die ten tijde van de rel zijn vingers niet durfde branden en publiekelijk afstand nam van Anbeek c.s., zag zich later benoemd tot opperkanonnier en opende in die hoedanigheid vele vensters. Maar in 1990 bleven de luiken vooralsnog potdicht.
Jaap Goedegebuure