In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
Georg Trakl
Te oordelen naar de kille wind, de gestadig vallende regen en de neerdwarrelende bladeren werd het ineens herfst. Had ik tenminste een excuus om weg te mijmeren bij de droeve tonen van Georg Trakls poëzie. Geen dichter die het najaarsgevoel zo sterk weet op te roepen als deze Oostenrijker – nog maar zevenentwintig toen hij kort na het begin van de Eerste Wereldoorlog overleed aan de overdosis cocaïne waarover hij als legerarts vrij kon beschikken.  Zelfs onze eigen Willem Kloos, die van ‘De bomen dorren in het laat seizoen’, kan niet tippen aan Trakls droefgeestigheid. Dat besefte ik eens te meer toen ik een nieuwe, tweetalige editie van zijn gedichten doorbladerde en voor de zoveelste keer bleef hangen bij passages die me mee voerden naar de grauwe eindoktobernamiddagen van mijn plattelandsjeugd. Ergens klinkt een schot, kraaien vliegen traag klapwiekend op, in de schemering verdwijnt een haas.
Es ist ein Stoppelfeld, in das ein schwarzer Regen fällt.
Es ist ein brauner Baum, der einsam dasteht.
Es ist ein Zischelwind, der leere Hutten umkreist.
Wie traurig dieser Abend.
Afgezien van auteursnaam en titel is het omslag van deze nieuwe bundel leeg, net als de donkerblauwe avondhemel waarin de eerste ster nog moet verschijnen. Behalve dat ik het een zeer gepast ontwerp vind doet het me ook denken aan de eerste verzameling van Trakls gedichten, verschenen in 1917 en gehuld in azuurblauw, Trakls lievelingskleur. Ik kreeg dat boek uit handen van Albert Vigoleis Thelen, die het op zijn beurt weer had gekregen van zijn boezemvriend. Al lezend werd ik gewaar door welke regels die vriend, de dichter H. Marsman, getroffen en zelfs beïnvloed was, want bij die regels stonden fijne potloodstreepjes.
Met Nietzsche en Rilke is Trakl een van de geschenken die ik dank aan de jaren tussen 1977 en 1981, toen ik dagelijks was aangesloten op Marsmans virtuele bibliotheek. Van deze drie is Trakl me het dierbaarst. Dat zal wel komen omdat zijn stem, wat mij betreft dan, lijkt op die van Neil Young.
Round and round we spin
To weave a wall to hem us in
It won’t be long, it won’t be long
How slow and slow it goes
To mend the tear that always shows
It won’t be long it won’t be long.
En zo verder, in dit hartbrekende lied uit het onvolprezen album Everybody knows this is nowhere.
Naar Trakl luisteren is doordrenkt raken van vergeefsheid, verrotting en verval, van het besef verdoemd te zijn, van de zekerheid dat er geen verzoening mogelijk is. Van herfst, ook als het nog volop zomer is.
Schaudernd unter herbstlichen Sternen
Neigt sich jährlich tiefer das Haupt.
Jaap Goedegebuure
De tweetalige editie Georg Trakl, Gedichten (Flanor, Nijmegen, 2020) is te bestellen door € 20,- over te maken op NL85INGB0680252215  t.n.v. W.S. Huberts, Nijmegen, onder vermelding van naam en postadres.