In deze nieuwe rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
Maria Magdalena
Als oudste dochter van de Roomse moederkerk mag Frankrijk zich beroemen op een keur aan beroemde heiligen. Sint Maarten die zijn mantel aan een bedelaar schonk, Saint Denis die zijn afgehakte hoofd onder de arm nam en ermee naar zijn graf wandelde, Bernadette Soubirous die verantwoordelijk is voor de faam van Lourdes, zij en nog tig andere houders van een Frans geboortebewijs bevolken een santenkraam zonder weerga.
Op Jeanne d’Arc na is Maria Magdalena wel de allerberoemdste heilige van Franse bodem. Ja, ik weet het, de boezemvriendin van Jezus en de eerste getuige van zijn opstanding, is geboren en getogen in Palestina. Maar geroepen als zendelinge en in het gezelschap van haar broer Lazarus en twee andere Maria’s belandde Madeleine toch maar mooi in de Provence en begon daar te evangeliseren. Haar relikwieën en belangrijkste bedevaartsoorden bevinden zich op Franse bodem.
Marie-Madeleine is al heel vroeg tot Française genaturaliseerd omdat Frankrijk in haar iets moet hebben herkend. Een traan van berouw, maar gestort met gratie en een zekere mate van koketterie, dat moet het doorslaggevende motief voor de succesvolle liaison zijn. Niet toevallig staat de meest mondaine Magdalenakerk in Parijs, een blinkende neoclassicistische tempel te midden van modemagazijnen en parfumerieën.
Het was om haar dat ik in de herfst van 1998 op bedevaart ging. Want ik mag dan veel van Emma Bovary en andere gevallen vrouwen houden, Maria Magdalena bezet wel het warmste plekje in mijn ziel, misschien  omdat zij de ultieme gevallen vrouw is. Wat de Bijbel en de Legenda Aurea over haar vertellen is er bij mij ingegaan als zoete koek en verwerkt tot een hoofdstuk in mijn boekje De Schrift herschreven (1993).
Ik ben niet de enige die aan haar rokken hangt. In de loop der eeuwen bleken tal van kunstenaars en schrijvers ontvankelijk voor het bouquet van wellust en devotie dat haar omgeeft. Titiaan schilderde haar keer op keer als een Venus die kwijnt om het gemis van haar Adonis, Félicien Rops liet haar het kruis omklemmen in een uitdossing die je eerder zou verwachten in een SM-film dan in een stichtelijke voorstelling, romancier Vestdijk (De nadagen van Pilatus) en cineast Martin Scorcese (The  Last Temptation of Christ) volgden de gnostici die haar hadden bestempeld tot de minnares van de Heer, en dichter Nijhoff portretteerde haar als een hysterica die naakt voor de lijdende Jezus danst.
Mijn missie voerde mij naar een hoog gelegen rots bij Sainte Baume waar Maria Magdalena zich na een aantal door haar bewerkstelligde bekeringen en mirakels terugtrok om boete te doen voor haar zonden van weleer.  Haar tranen, die ze eerder met haar balsem had vergoten op de voeten van de Heiland, plengde ze hier zo rijkelijk dat ze versteenden aan de wanden van de grot waar ze onderdak had gevonden. Toen er na dertig jaar een compleet druipsteengordijn hing en de stilaan tot rafels vergane kledij van de heilige zondares was vervangen door het tot de kuiten uitgegroeide hoofdhaar, vond haar hemelse minnaar het welletjes. De engelen die Magdalena zeven keer per dag naar hoger sferen hadden gevoerd, brachten haar ditmaal naar haar medemissionaris Maximinus. Die diende haar de laatste sacramenten toe en begroef haar in dezelfde aarde waar hij zelf ook eens zou komen te rusten. Daar staat nu een basiliek met de omvang van een mammoettanker, vele maten te groot voor het miniatuurstadje Saint-Maximin. Maar we bevinden ons dan ook in een bedevaartsoord dat ooit op de derde plaats kwam na het Heilige Graf in Jeruzalem en de Sint-Pieterskerk in Rome. Hier werden in 1279 een viertal fraai bewerkte Romeinse sarcofagen opgediept. Dat de voorstellingen die er op gebeeldhouwd staan duidelijk van vroeg-christelijke oorsprong zijn en dus pas van driehonderd jaar na Maria Magdalena’s vermoedelijke overlijdensdatum dateren, kon niet verhinderen dat de relikwieënjagers bij opening van een van de kisten een teken kregen dat ze niet konden misverstaan. De geur die zich na het openen van het deksel verspreidde was zo hemels dat er maar een slotsom mogelijk was: dit moesten de overblijfselen zijn van de heilige die mirre, olie en parfums tot haar handelsmerk had gemaakt.
Een zwartverweerde schedel is vandaag de dag nog altijd te aanschouwen in de crypte van de Saint-Maximin. Dat hij Maria Magdalena toebehoort is ook zonder onderschrift of reisgids wel duidelijk, want men heeft er een pruik van zuiver goud omheen gedrapeerd. Ach ja, al zijn we ook honderden kilometers verwijderd van de Parijse coiffeurs en couturiers, we blijven in Frankrijk, het land waar ook een in ascese versteende zondares nog iets van een modekoningin heeft.
Jaap Goedegebuure