gepubliceerd op 9 mei 2020
Over de jaren heen lezen 5: Job

In deze nieuwe rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.

Job

Geregeld hoor ik dat het ons opgelegde huisarrest, al dan niet verzwaard met thuiswerken, leidt tot de gewaarwording als zou de tijd in slakkengang voortkruipen. Mijn ervaring is een heel andere. Nu alles tot stilstand komt en elke dag lijkt op de vorige, voelt een etmaal als een uur en een week als een dag.

Toch zou het goed kunnen dat mijn gevoel alsof de tijd steeds sneller vervliegt wordt ingegeven door een tekst die me al een half leven vergezelt. Een Bijbeltekst nog wel, uit het boek Job. De hoofdpersoon van het drama zit op zijn mestvaalt voor zich uit te staren en beklaagt zijn lot. Zijn besef van tijd verkruimelt in het eindeloze verschiet waarbinnen alles is vergaan en niets meer groeit. ‘Mijn dagen’, verzucht hij, ‘zijn sneller dan een weversspoel, en lopen af, bij gebrek aan draad’.

Aldus Job 7, vers 6 in de zogeheten Petrus Canisiusvertaling van de Schrift, eertijds in gebruik bij rooms-katholieke Bijbellezers. Een van die lezers was Frans Kellendonk (1951-1990). Hij was het die me op Jobs woorden wees, en wel in zijn magnifieke verhaal Buitenlandse dienst, geschreven in 1983. Naar eigen zeggen had hij er zijn ziel en zaligheid in gestoken, maar toen hij het had voorgelegd aan zijn mederedacteuren bij De Revisor, werd het tot zijn niet geringe verbittering afgedaan ‘als een pond kaas’. Geen van de acht collega’s zei er iets over, niet ten goede en ook niet ten kwade.

In Buitenlandse dienst liet Kellendonk een eigentijdse Job aan het woord. De man, naamgenoot van de oudtestamentische ongeluksvogel, is werkeloos, maar kan van zijn uitkering nog net de illegale Egyptenaar Gamal betalen om één keer per week zijn eenpersoonswoninkje schoon te laten maken. Gamals geregelde komst is de enige cesuur in een verder eenvormig tijdsverloop. ‘Ik blader terug in mijn dagboeken en merk dat de chronologie uit mijn geheugen is verdwenen. Wanneer heb ik die vleugellamme spreeuw op mijn stoep gevonden? – het had vanochtend kunnen zijn, maar ik moet er vijf cahiers voor terug, het is jaren geleden. Niets van wat me overkomt heeft een geschiedenis.’

Het nieuws dat de geschiedenis wereldwijd ten einde was gekomen, werd twee jaar na Kellendonks dood luid verkondigd door Francis Fukuyama, zulks naar aanleiding van de afloop van de Koude Oorlog, de Val van de Muur, en de ontmanteling van de Sovjet-Unie en zijn satellietstaten. Maar van Fukuyama’s profetie trok de geschiedenis zich niets aan. Na een korte pauze denderde ze lustig voort en nam de hobbels van de Balkanoorlog, de aanslag op de Twin Towers, de Kredietcrisis en zo meer. En nu ook de Coronahobbel. Het mag lijken dat de geschiedenis is ingedut nu, afgezien van het zand in de zandloper en de slinger van de klok, niets meer beweegt. Maar ergens, ver buiten onze bubbel, rommelt het, zonder dat we het horen. Hoe zei die andere wijze het ook weer? ‘We are such stuff that dreams are made on, and our little life is rounded with a sleep.’

Jaap Goedegebuure