Nick ter Wal (1983) is antiquaar, blogger en verzamelaar. Hij werkt drie dagen per week bij antiquariaat Fokas Holthuis. Nu en dan schrijft hij over zeldzame en curieuze boeken op Artistiek Bureau (www.artistiekbureau.com). Vorig jaar verscheen het door hem samengestelde brievenboek 'De kunst is mijn slagveld' van Nanne Tepper. Hoewel hij boeken verslindt, heeft hij nog nooit een ezelsoor gemaakt.
de columns van Nick ter Wal:
recente columns:
gepubliceerd op 23 maart 2016
De stencilmachinerevolutie

Op het omslag van zijn tijdschrift Van proefschrift tot communiqué zette Esteban López trots voor zijn naam: ‘samenstelling, vermenigvuldiging, verspreiding, inning’. In de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw had je helemaal niemand nodig om een literair tijdschrift te maken, behalve een pak papier, een schrijfmachine en een stencilmachine. En misschien toch ook: abonnees.

Barbarber (1958-1972), waarschijnlijk het bekendste stenciltijdschrift, werd al snel ingelijfd door Querido, omdat uitgeverijdirecteur Reinold Kuipers wel iets geks aan zijn fonds wilde toevoegen. Zonder de druk- en afzetmogelijkheden van een grote uitgeverij had Barbarber het, denk ik, nooit zo lang volgehouden.

Tijdschriften als Kadans (1961) en Spaak (1964) maakten hun eerste jaargang niet eens af. Andere tijdschriften die de stencilmachine amper draaiende konden houden, lukte het een doorstart te maken: Bouke Jagts periodiek Scripta Manent (1959-1960) ging op in Reprimande (1959-1960). López begon in 1955 met Proefschrift, maakte vier overgangsnummers onder de titel Van proefschrift tot communiqué, om in 1957 te vervolgen met Vertoning. De meeste van zijn vaste medewerkers, onder wie Heere Heeresma en Jan Arends, nam hij mee.

Officiële verkoopkanalen (anders dan verspreiding op het middelbare schoolplein, de mensa en in het café) hadden deze literaire tijdschriften niet. Het ondergrondse karakter komt ook tot uitdrukking in het nogal losjes omspringen met het fenomeen copyright: bekende gedichten van Campert en Lucebert werden herdrukt zonder toestemming van dichter of uitgever. Als poëzie je op het lijf geschreven is, trek je je niets aan van juridische kwesties.

En net zo makkelijk werden bijdragen gerecycled: beginnende schrijvers stuurden hun kopij naar verschillende tijdschriften, blij met alles wat geplaatst werd. Ook al ging het soms om hetzelfde stuk. In 1959 zag Frans Pointl (die zelfs Hugo Neirinckx te Merelbeke (België) ten behoeve van diens obscure Argo-Cahiers met nieuw werk bestookte) zijn gedicht ‘kinderverdriet’ zowel in het ‘algemeen niutanistisch periodie’ Dim Dom staan als in literair maandblad Debutant. Honorarium was er overigens niet; twee keer niks is niks.

Een publicatie in een stenciltijdschrift is vergelijkbaar met een optreden in een achterafzaaltje voor het grote podium binnen bereik komt. Iedereen begint onderaan de ladder.

De met Het Plein, Dwars, Muza en Spaak vergelijkbare tijdschriften uit de Verenigde Staten worden heftig verzameld. Men spreekt daar van de Mimeo Revolution, naar het gelijknamige apparaat waarmee de tijdschriften goedkoop en gemakkelijk gedrukt werden. Particuliere en institutionele verzamelaars gebruiken het ‘ground-breaking source book’ A Secret Location on the Lower East Side (1998) als checklist. Bloggers proberen elkaar met zeldzame aanwinsten af te troeven. Een losse aflevering van Ed Sanders’ Fuck you. A magazine of the arts (1962-1965) is onvindbaar – en anders wel onbetaalbaar.

In Nederland begint de aandacht voor stenciltijdschriften langzaam toe te nemen. Bibliofilie van de twintigste eeuw was altijd verbonden met hoge heren en hun trapdegels, voor wie eeuwigheid altijd voor ogenblik ging. Het begint nu te kantelen, heb ik gemerkt. De makers van stenciltijdschriften hadden geen typografische achtergrond. De kracht van dit functionele, hyperactuele drukwerk zit in de roestige nietjes en de rafelranden, niet in de scheprand. Steeds meer mensen zien dat.

Omdat stenciltijdschriften van hand tot hand gingen, verkeren ze nooit in nieuwstaat. Een Mimeo-verzamelaar looft koffievlekken en prijst vliegenpoep. Handgeschreven adressen en scheefgeplakte postzegels op het omslag: alles ter verhoging van de rauwe, ruige en aanraakbare esthetiek.