Naast de jaarlijkse papieren editie van het Nieuw Letterkundig Magazijn verschijnt er ook een aantal digitale NLM-artikelen op de website van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. In deze NLM Digitaal ‘Multatuli tegen twee Van Lenneps’ door Eep Francken:
In haar interessante biografie van Jacob van Lennep brengt Marita Mathijsen veel nieuws. Grofweg gesproken heb je twee soorten biografen. Die van groep-1, verreweg de kleinste, halen hun ‘held’ van zijn voetstuk. Dit zijn de ontluisteraars. De anderen doen niet precies het omgekeerde maar gunnen hun onderwerp bij de beoordeling van diens doen en laten juist het voordeel van de twijfel. Er zijn goede ontluisterende biografieën geschreven, maar ik houd er niet van. Gelukkig hoort Mathijsen tot groep-2. Maar mijn bijval wil niet zeggen dat ik haar in haar goedgunstigheid altijd kan volgen. Het lukt me niet in een paar voor mij nieuwe gevoelige kwesties, en ook niet bij een al veelbesproken thema: het conflict tussen Multatuli en Van Lennep. Voor zijn gedrag in deze zaak, dat volgens velen ondermaats was, krijgt Van Lennep van zijn biografe complimenten. Daar keek ik van op. Hoewel over deze botsing alles wat men zou willen weten al lijkt te zijn uitgezocht, vooral door Garmt Stuiveling, kan het blijkbaar geen kwaad om dit oude verhaal opnieuw te vertellen.
Zoals bekend heeft Van Lennep Max Havelaar geredigeerd, met instemming van Multatuli. Stuiveling gaf in 1949 Max Havelaar uit volgens het oorspronkelijke handschrift, zodat iedereen zag wat Van Lennep veranderd had. Ook voor de achtergronden kan men terecht bij Stuiveling, hij verzorgde immers ook Multatuli’s ‘brieven en dokumenten’. In Volledige werken 10 lees je hoe Dekker, op zoek naar een uitgever voor Max Havelaar, terechtkwam bij W.J.C. van Hasselt, een rechter en oud-lid van de Tweede Kamer. Die waarschuwde meteen de minister van Koloniën. Van Hasselt vond dat het boek niet mocht uitkomen omdat het een kwade invloed zou hebben op de bevolking van Nederlands-Indië. Er was kort tevoren in Brits-Indië een grote gewelddadige opstand geweest en ook onder Nederlanders in Indië en Nederland heerste altijd vrees voor antikoloniaal verzet.
Twee brieven
Via Van Hasselt belandde Multatuli’s handschrift bij de advocaat Jacob van Lennep, net als Van Hasselt en Douwes Dekker lid van de vrijmetselarij, net als Van Hasselt oud-Kamerlid, maar ook een bekende romanschrijver. Toen hij Max Havelaar gelezen had, schreef Van Lennep op 18 november 1859 twee brieven aan Van Hasselt. Een daarvan mocht Van Hasselt aan Dekker laten lezen om valselijk de indruk te geven dat Van Lennep open kaart speelde. Valselijk, want de tweede brief mocht Dekker nu juist niet zien.
In de eerste brief geeft Van Lennep zijn bekende eerste reactie op Max Havelaar: ‘de gebreken, waarover ik zoo ’t een gewonen roman gold, klagen zoû, geven in dit werk juist iets meer eigenaardigs, meer verrassends, meer schokkends aan het verhaal. ’t Is bl… mooi, ik weet het niet anders uit te drukken.’ Hier laat Van Lennep zich kennen als iemand met een fijn gevoel voor literatuur. Max Havelaar was immers een ongewoon boek. Het paste niet bij de traditionele romans van de dag, de boeken waarmee Van Lennep was opgegroeid en die hijzelf schreef. Maar Van Lennep keek door die verschillen heen, herkende een meesterwerk en gaf per kerende post een sprekende karakteristiek.
In de andere brief, die Dekker niet te zien kreeg, legde Van Lennep aan Van Hasselt uit dat Max Havelaar niet was tegen te houden. Het had geen zin om je tegen verschijning te verzetten. Van Lennep koos voor een betere tactiek: ‘een slag, dien ik toch voor onvermijdelijk houde, een weinig te neutralizeeren.’
Van Lennep ‘neutraliseerde’ op twee manieren. In de eerste plaats liet hij Max Havelaar uitgeven door een nette man die amper uitgever was, en die voor de roman geen moeite zou doen. Dit was een zekere J. de Ruyter, over wie Olf Praamstra pas nog heeft geschreven (Jaarboek Multatuli 2017, verschenen september 2018). De Ruyter voerde drukopdrachten uit voor risico van de opdrachtgevers. Hij had twee vaste klanten: de Waalse Kerk en Jacob van Lennep. Mathijsen noemde hem Van Lenneps ‘vaste pamflettenuitgever’. Max Havelaar legde hij niet eens in zijn eigen etalage.
Van Lennep neutraliseerde, zoals bekend, ook door bepaalde scherpe kanten van de roman af te vijlen. Tegenover Multatuli stelde hij het voor alsof dat betere literatuur zou opleveren. Behalve de namen en data zou het eind van de roman geschrapt moeten worden, de opdracht aan ‘Willem den Derde, koning, groothertog, prins,… meer dan prins, groothertog en koning, …. KEIZER van het prachtig rijk van INSULINDE, dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd!’ Waarna Multatuli aan de koning vroeg: is het Uw wil dat in Indië ‘meer dan Dertig millioenen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in Uwen naam?’
De schrijver wilde zijn slotstuk beslist niet laten vallen (‘Moet Max H.  zijn staart missen? ’t Is er meê als de paradijsvogel. Het heele dier is om dien staart geschapen.’) en heeft hier het been stijf gehouden. Maar in andere passages heeft hij Van Lennep zijn gang laten gaan. Over en weer bleven zij uiterst vriendelijk. De eerste druk, verzorgd door Van Lennep zonder dat Dekker de proeven had gezien, komt dan ook neer op een compromis. Dekker wist van de meeste veranderingen, vertrouwde Van Lennep en was blij met zijn hulp. Op diens verzoek had hij, tegen betaling, zelfs het ‘kopijregt’ afgestaan.
Auteursrecht
Maar naarmate Multatuli zelf beroemder werd, groeide zijn kritiek. Eerst op De Ruijter. Multatuli wilde meer reclame en een goedkope herdruk. Ook zou de uitgever meer exemplaren naar Indië moeten sturen. Pas later liet de schrijver zich horen over de tekstwijzigingen. Hij sleepte Van Lennep zelfs voor de rechter, maar maakte geen kans omdat hij zijn rechten had overgedragen.
Het auteursrecht stelde toen niet zo veel voor. Ere wie ere toekomt: juist Jacob van Lennep heeft zich destijds ingespannen om daarin verbetering te brengen. Maar latere ontwikkelingen kon hij niet voorzien. In onze tijd heeft de maker van een kunstwerk behalve verhandelbare rechten ook nog een onvervreemdbaar auteursrecht: het moreel auteursrecht. Dat kun je nooit overdragen. Het houdt bijvoorbeeld in dat de eigenaar van een werk het niet tegen de zin van de maker mag veranderen. Wie een schilderij van Marlene Dumas bezit, mag daar niet op eigen houtje poppetjes bij gaan kliederen. Ook na verkoop van het auteursrecht hoeft een schrijver er niet bang voor te zijn dat de koper buiten hem om aan het ‘verbeteren’ slaat.
Van Lennep redeneerde anders. Hij beschouwde de bezitter van het kopijrecht als enig rechthebbende in alle opzichten, wat bleek toen hij zich tegenover Multatuli voor een keer minder aimabel toonde: ‘Wie een huis koopt heeft het recht het te verbouwen zonder den verkooper te raadplegen.’ (12 oktober 1860) Van Lennep had nog geen oog voor het verschil tussen een willekeurige verkoop en de verkoop van rechten op een eigen schepping.
In de ‘zaak Havelaar’ heeft Van Lennep een dubbel standpunt ingenomen. Van Lennep 1 herkende dit buitenissige meesterwerk als allereerste en gaf er meteen een onvergetelijke karakteristiek van. Hij toonde zich een onverdachte Multatuli-bewonderaar van het eerste uur. Maar tegelijk wilde Van Lennep 2 − naar eigen zeggen − de invloed van Multatuli tegengaan. Zijn positie was onmogelijk.
Van Lennep 2 probeerde Multatuli wijs te maken dat Max Havelaar zonder zijn pittigste passages er literair op zou vooruitgaan. Eigenaardige, verrassende en schokkende kanten die Nummer 1 zo welsprekend had toegejuicht, wilde 2 weghebben. Het dieptepunt bereikte 2 door het schrappen van de tientallen pesterige – maar ook geestige − vragen waarmee Frits, de puberende zoon van Batavus Droogstoppel, het de dominee op catechisatie lastig maakte: ‘Droeg Jezus kousen, en had hij een’ tulband op? – Hoe hoog is hij opgevaren voor hij aan den rand kwam van onze atmospheer, en waarheen ging hij verder? – Hoe kwam Noach aan een paar ijsbeeren voor de ark?’ Behalve de politieke beweegredenen, die hij zelf toegaf, moeten ook zedenprekerige overwegingen Van Lennep geleid hebben, want welke Indonesiër neigt tot opstand door de vragen van Frits?
Multatuli heeft Van Lenneps dubbele agenda niet begrepen en heeft de beroemde schrijver die hem vriendschappelijk te hulp kwam, teveel zijn zin gegeven. Dat de vragen van Frits verdwenen waren, zag hij pas midden mei, toen hij zijn boek in handen kreeg, maar in de hallelujastemming van dat moment vond hij het onbelangrijk. Later ging hij beweren dat Van Lennep zijn roman bedorven had. Dat was overdreven, maar het is niet mooi dat de door Multatuli vurig gewenste goedkope herdruk door de invloed van Van Lennep vijftien jaar uitbleef, tot 1871, jaren na Van Lenneps dood. De vragen van Frits Droogstoppel, niet om politieke redenen geschrapt maar vanwege het fatsoen, mochten we door toedoen van Van Lennep pas lezen in 1949.
Twaalf kwesties
Een ijveriger schoonpoetser van Van Lenneps blazoen dan Marita Mathijsen kun je je niet voorstellen. In het genoemde Jaarboek  Multatuli nam zij het opnieuw voor hem op, in twaalf kwesties waarin hem iets verweten is. De meeste opponenten zijn allang overleden en meestal heeft zij gewoon gelijk. Maar niet altijd.
De twee brieven waarvan Dekker er een wel en een niet te lezen kreeg (zaak 7), vindt Mathijsen doodnormaal: dit is ‘vanzelfsprekend’, het betreft ‘verstandig overleg’ tussen heren. Aan de valse indruk van vertrouwelijkheid die de eerste brief gemaakt moet hebben, gaat zij eenvoudigweg voorbij. Over Van Lenneps aankondiging dat hij Max Havelaar gaat ‘neutralizeeren’ zegt zij niets.
Ook naar uitgever De Ruijter kijkt zij eerst met de zorgeloze blik van de positivo. De Ruijter moet wel een goede keuze zijn geweest, want Van Lennep heeft hem ingebracht. Maar zij maakt het zichzelf lastig als zij in een paar zaakjes de onschuld van Van Lennep bepleit door de problemen af te schuiven op… De Ruijter. Mathijsen beklemtoont dat hij zelfstandig kon handelen en formeel tegen Van Lennep had kunnen ingaan. Maar aan zulke acties begon deze brave man, eenmalig romanuitgever dankzij Van Lennep, natuurlijk niet. Hij was wijzer, in afwachting van de volgende opdracht. Van Lenneps sturende kracht laat zich op deze manier niet wegredeneren.
Zelfs de censuur op de vragen van Frits krijgt De Ruijter op zijn bord. Van Lennep heeft met zijn rode inkt in het handschrift bij drie vragen van Frits aangegeven dat die weg moesten. Het gaat om drie Jezus-vragen, de eerste drie van de vier vragen die ik aanhaalde. De andere vragen zijn voor schrapping voorgedragen met potlood. Wie hier het potlood heeft gehanteerd, weet niemand, maar − de lezer voelt ’m aankomen − volgens Mathijsen was Van Lennep het niet. De Ruijter zat erachter, of anders de zetter. Mathijsen besluit: ‘Vast staat alleen dat Van Lennep drie vragen van Frits heeft geschrapt, niet meer.’
Zou ‘slaapmuts’ De Ruijter (Multatuli en Mathijsen) echt zelf zijn gaan schrappen? Helemaal buiten Van Lennep om? Terwijl Van Lennep zelf al met schrappen was begonnen? Mathijsen vraagt hier veel van haar gelovigen. Haar afsluitend ‘niet meer’ is in elk geval te stellig, want zelfs als we met haar meegaan en toch even aannemen dat het potlood niet van Van Lennep was, blijft ‘verbetering’ van hem in de drukproeven mogelijk. Die proeven zijn niet teruggevonden.
Drie vragen van Frits geschrapt. Een beetje schuldig? Daarna is er verder geschrapt en ook al zou dat niet met de hand van Van Lennep zijn gebeurd, dan toch wel onder zijn verantwoordelijkheid. Hij kon een man als De Ruijter buigen en kneden. ‘Wel is het zeker zo dat hij kampte met dubbele gevoelens’, zegt Mathijsen over Van Lenneps verhouding tot Max Havelaar. Dat klopt helemaal − de kwestie ‘vragen van Frits’ vormt er een pijnlijk bewijs van.
Eep Francken