De bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, sinds 1876 ondergebracht bij Universitaire Bibliotheken Leiden, bevat meer dan honderdduizend gedrukte werken, maar ook handschriften, archieven en verschillende deelcollecties. In deze rubriek Uit de bibliotheek belicht een auteur een bijzonder of opmerkelijk object uit de omvangrijke collectie van de MdNL. Voor deze aflevering kiest Nelleke Moser het trompe-l’oeil-boekje van Cryn van Zuyderhoudt:
Door Nelleke Moser
Op het eerste oog zien we hier een gedrukt abc-boekje met wat losse velletjes erin (LTK 1889), in dit geval een gehavend fragment uit een psalmboekje en een prentje van een witte vrouw die een zwarte vrouw wast. De lezer wordt echter bedrogen. Hier zijn niet drie blaadjes te zien, maar het is er slechts één, en het gaat niet om drukwerk, maar om een handschrift. De Amsterdamse schrijfmeester Cryn van Zuyderhoudt (1704-1784) maakte dit fascinerende boekje in 1779. Hij kopieerde zeer nauwkeurig een gedrukt, traditioneel ABC-boekje in gotisch schrift. Tegelijkertijd schilderde hij over bijna alle pagina’s een prentje, een knipwerkje of een blaadje uit een psalmboek of almanak. Daarmee maakte hij de oorspronkelijke tekst van het abc-boekje zo goed als onleesbaar. Sommige van deze ‘ingelegde’ blaadjes lijken van transparant papier en andere vertonen gaten waardoorheen de onderliggende tekst nog net te zien is. Na de tekst van het abc-boekje kopieerde Zuyderhoudt op de resterende bladen van het katern nog een serie prenten met gedichten. De titels en onderschriften bij deze prenten vormen een kalligrafische staalkaart.
Dit boekje van Cryn van Zuyderhoudt is een prachtig voorbeeld van het nog nauwelijks bestudeerde genre van ‘trompe-l’oeil-boekjes’. Op dit moment zijn er naast dit exemplaar van Zuyderhoudt slechts drie van dergelijke boekjes bekend: een tweede boekje van Zuyderhoudt uit 1779 (UB Amsterdam), een boekje van Johannes Klumper uit 1737 (UB Amsterdam) en een boekje van Josua Huneveldt uit 1735 (KB Den Haag). Deze boekjes passen in het bredere en veel bekendere genre van trompe-l’oeil-voorstellingen of boerenbedriegers, zoals die van Willem Bilderdijk waarvan de UB Leiden enkele exemplaren bezit. Zuyderhoudt zelf maakte overigens ook zulke voorstellingen, waarin hij dezelfde prentjes en efemeer drukwerk gebruikt als in zijn boekjes (Rijksmuseum en RKD).
Het bijzondere van de boekjes is dat ze een extra dimensie toevoegen aan het trompe-l’oeil-effect: ze nodigen uit tot lezen en maken dat tegelijkertijd onmogelijk. Wat de makers bezielde om dergelijke boekjes te maken is niet helemaal duidelijk. Ze dienen ongetwijfeld als proeve van bekwaamheid. Maar bij Zuyderhoudt is er meer aan de hand. Hij lijkt bewust aan te sluiten bij een verlichte opvatting van leesonderwijs zoals die juist in de tweede helft van de achttiende eeuw in opkomst was. Hij speelt in dit boekje met de spanning tussen handschrift en druk, gotisch en romein, woord en beeld, lezen en kijken. Door het de lezer moeilijk te maken, daagt hij de lezer uit om beter te leren lezen (namelijk: romein en cursief in plaats van gotisch), en beter te leren kijken (de afbeeldingen moeten letterlijk én figuurlijk worden ‘doorzien’). Om de lezer hierbij te helpen, levert Zuyderhoudt bij zijn boekje zelfs een brilletje op ware grootte – geschilderd tegenover het titelblad. Wie zijn ogen de kost geeft, wordt beloond met kleine vondsten. Welk woord valt bijvoorbeeld te lezen door het gefingeerde gaatje in het hier afgebeelde psalmblad?