Wie zich bezighoudt met de negentiende eeuw, voelt zich soms een schatgraver. Ik weet nog goed hoe ik in 2005, toen ik op zoek was naar een onderwerp voor mijn bachelorscriptie, bij de Bijzondere Collecties in de Leidse universiteitsbibliotheek op een relatief onbekend reisverslag van François HaverSchmidt stuitte. Aangemoedigd door Peter van Zonneveld maakte ik er een editie van, die in 2006 verscheen: Met de vrienden op reis in Zwitserland in 1881. In de Mare schreef Christiaan Weijts er een stukje over onder de titel ‘Student ontdekt reisverhaal François Haverschmidt’, en toen was het hek van de dam. De volgende ochtend werd ik gebeld door zo’n tien krantenredacties, en reed ik ’s avonds met een taxi naar Hilversum om over mijn ‘ontdekking’ te praten in het programma Met het oog op morgen.
Er liggen nog meer schatten in de archieven te wachten om te worden ontdekt. Een paar maanden geleden kreeg ik er een op een presenteerblaadje aangereikt. Dat ging zo. Op 28 maart 2018 ontving ik een e-mail van de neerlandica Marianne Meijer-Hezemans. Ze schreef me dat een jaarclubvriendin van haar, Katrientje Huyssen van Kattendijke, in het familiearchief een boekje met brieven van Willem Bilderdijk had ontdekt, gericht aan haar mans voorvader Johan Willem Huyssen van Kattendijke, in het Latijn en in het Nederlands. Het bundeltje bevatte ook een in de Bilderdijk-studie tot nu toe onbekend gebleven boerenbedrieger of schijnbedrieger van Bilderdijk uit 1802. Dat is een tekening waarmee de toeschouwer op het verkeerde been wordt gezet. Doordat de tweedimensionaal geschilderde voorwerpen in een schijnbare wanorde door elkaar zijn gegooid, lijkt het alsof er sprake is van een driedimensionale voorstelling. Ten slotte was er ook nog een brief van Isaäc da Costa.
Aangehecht stuurde ze me enkele foto’s toe. Haar vraag of ik hier misschien in geïnteresseerd was, beschouwde ik als een retorische. Per ommegaande stuurde ik haar terug dat ik heel graag eens naar de brieven zou willen kijken. We maakten een afspraak op 5 april in Leiden, en om twaalf uur verschenen Marianne en Katrientje op mijn kamer op de universiteit. Terwijl zij koffie gingen drinken, mocht ik scans te maken van deze bijzondere schat, die deel uitmaakt van het archief van de familie Huyssen van Kattendijke te Den Haag. Al bladerend werd ik steeds enthousiaster: ik had 13 onbekende Bilderdijk-brieven in handen!
Dankzij de inspanningen van Marinus van Hattum en de vertaalkunsten van Piet Gerbrandy zijn de brieven, afkomstig uit Bilderdijks Duitse ballingschapsjaren (1799-1806) nu getranscribeerd, geannoteerd en vertaald. Ze verschijnen, met een inleiding van ondergetekende, in het komende nummer van het tijdschrift Het Bilderdijk-Museum (2018).
Zoals bekend werd de Oranjegezinde dichter in 1795 uit Nederland verbannen, omdat hij als advocaat weigerde om een eed af te leggen op de nieuwe Bataafse Republiek. Daarop moest hij het land verlaten. Zijn vrouw en kinderen liet hij achter. In Engeland werd hij verliefd op een twintig jaar jongere Nederlandse, Katharina Wilhelmina Schweickhardt, die hem in 1797 naar Brunswijk in Duitsland volgde. Zij zou zich eerst in Hildesheim en later in Peine vestigen, op respectievelijk veertig en twintig kilometer afstand. Pas eind 1801 gingen ze in Brunswijk samenwonen. In 1802 zou Bilderdijk officieel van zijn eerste vrouw scheiden.
In Brunswijk probeerde Bilderdijk het hoofd boven water te houden met het geven van privaatcolleges. Een van zijn leerlingen was Johan Willem Huyssen van Kattendijke (1782-1854), kind uit een adellijke familie die vanwege haar trouw aan Oranje Nederland eveneens had verlaten. Bilderdijk gaf de jongen Latijnse les. In de brieven leren we hem van een kant kennen waarover we nog weinig wisten: als zachtaardige, sympathieke en betrokken docent, die het beste met zijn leerling voor heeft. Maar ze bevatten ook het karakteristieke gemopper van de eeuwige hypochonder. Zo beklaagt Bilderdijk zich tegenover zijn zeventienjarige leerling over zijn fysieke en geestelijke achteruitgang en merkt hij op genoeg te hebben van zijn bed en het gedwongen leven van nietsdoen. Heerlijke passages voor een Bilderdijkiaan!
Ik zei het al: wie zich bezighoudt met de negentiende eeuw, is soms een schatgraver.