Op zaterdag 26 mei jongstleden werden tijdens de feestelijke viering van 125 jaar vrouwen in de Maatschappij vier nieuwe ereleden benoemd: Judith Herzberg, Els Kloek, Sophie de Schaepdrijver en Riet Schenkeveld-van der Dussen. De laudatio’s (geschreven door respectievelijk Ton van Kalmthout, Petra Teunissen, Kevin Absilis en Agnes Sneller) werden deze middag uitgesproken door voorzitter Wijnand Mijnhardt. Hieronder kunt u deze laudatio’s nalezen:
Eind 1963 verscheen Judith Herzbergs debuutbundel Zeepost. Sindsdien is zij in de Nederlandse literatuur een unieke plaats gaan innemen, die haar onder meer de Constantijn Huygens-prijs, de P.C. Hooft-prijs en de Prijs der Nederlandse Letteren bracht. Met haar gedichten spreekt zij steeds weer nieuwe, ook jongere groepen lezers en luisteraars aan, gedichten die gecompliceerde ervaringen en verschijnselen – dreiging, onbereikbaarheid, vergankelijkheid – herkenbaar en bevattelijk maken door hun ogenschijnlijke eenvoud. Herzberg blijft in haar werk dicht bij de spreektaal, een ‘enorme schat aan energie, merkwaardigheid en echtheid’ zoals zij die zelf eens noemde, een rijkdom die voortdurend verloren gaat, maar: ‘Misschien is het gedicht wel de vorm waarin iets van dat alles toch bewaard kan blijven en niet wegsijpelt’.
Behalve om haar poëzie is Judith Herzberg bekend om haar scenario’s voor televisie en film, zoals Rooie Sien en Een vrouw als Eva, en vooral om haar toneelspelen, bijvoorbeeld Kras en de deels ook verfilmde trilogie Leedvermaak, Rijgdraad en Simon. Over haar toneelwerk zei ze: ‘Dat vak heeft mij een totaal nieuw milieu opgeleverd; een volstrekt nieuw leven – in ieder opzicht. / Er is een soort begrip nodig voor toneel waarop ik altijd had gewacht; zonder te weten dat het bestond. Toneel is toegepaste psychologie. In plaats van menselijk gedrag te analyseren, en dus abstract te maken, maak je abstracte zaken concreter.’
Het is een zienswijze die eveneens typerend is voor de dichtkunst van Judith Herzberg, die met haar uitzonderlijke observatievermogen, haar heldere taalgebruik en subtiele grammaticale deviaties zelfs het onuitgesprokene kenbaar weet te maken. Alledaagse situaties, het schijnbaar onbeduidende en het vluchtige worden nu eens met een ironische, dan weer met een weemoedige blik waargenomen en zetten de lezers op hun beurt aan tot scherper observeren. Herzberg heeft bovendien zorg gedragen voor de toegankelijkheid van haar werk door haar ideeën en werkwijze toe te lichten in gepubliceerde egodocumenten, tijdens gastcolleges en interviews, en in enkele essays die de genese van haar poëzie nauwgezet reconstrueren.
Judith Herzberg heeft veel betekend voor de internationale bekendheid van het werk van de schilderes Charlotte Salomon, onder meer met het filmscenario Charlotte en een vertaling van Salomons geschreven en getekende reeks Leben? Oder Theater? Ein Singspiel. Ook van collega-dichters en -toneelschrijvers vertaalde en bewerkte Herzberg werk in het Nederlands. Haar eigen poëzie en toneelstukken vonden hun weg naar het buitenland in het Frans, Duits en Engels en in talen als het Chinees, Hongaars, Pools en Zweeds. Sinds de jaren ’80 werd veel van haar toneelwerk ook opgevoerd in Duitsland, waar zij zich ‘verwonderlijk thuis’ zei te voelen.
Judith Herzberg kan terugzien op een rijke schrijversloopbaan van zo’n 55 jaar. Het is uit hoge waardering voor haar buitengewone verdiensten op het gebied van poëzie en drama dat de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde haar benoemt tot erelid.
(Ton van Kalmthout)
Dr. Els Kloek omschrijft zichzelf als ‘vrouwenhistorica van het eerste uur’. Ze publiceerde in 1981 Gezinshistorici over vrouwen en promoveerde in 1990 bij de UvA op Wie hij zij, man of wijf. Vrouwengeschiedenis en de vroegmoderne tijd: drie Leidse studies.
Tijdens haar studie geschiedenis werd Els Kloek gegrepen door het archivalische aspect van het vak. Ons erelid Isabella van Eeghen heeft daarin een cruciale rol gespeeld. Deze historica liet Kloek de verhoorboeken van het Amsterdamse gerechtelijk archief van de 17e en 18e eeuw bestuderen, op zoek naar sporen van vrouwen. Dat werk inspireerde haar enorm en gaf haar het gevoel alsof ze in een tijdmachine stapte. In haar publicaties Vrouw des huizes. Een cultuurgeschiedenis van de Hollandse huisvrouw (2009) en Kenau & Magdalena. Vrouwen in de Tachtigjarige Oorlog (2014) liet zij haar lezers meegenieten van deze sensatie.
Sinds 2003 geeft Els Kloek leiding aan het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, een project dat door haar is geïnitieerd. Het biografische naslagwerk is tegenwoordig ondergebracht bij het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en biedt informatie over de opmerkelijkste vrouwen uit de geschiedenis van Nederland en zijn overzeese gebiedsdelen van de vroegste tijden tot nu.
De korte biografische schetsen vertellen boeiende verhalen over vrouwen die ooit invloedrijk, beroemd of berucht waren, maar nu soms zo goed als vergeten zijn. Kloek vindt: ‘Als vrouwengeschiedenis een legitieme inhaalmanoeuvre is en vrouwen inderdaad een plaats in de geschiedenis moeten krijgen, dan hebben ze óók recht op individualiteit. Dat bracht me op het idee van een biografisch woordenboek van vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis: een project dat moest bijdragen tot wat meer gelijkheid in de geschiedschrijving.’
Met lemmata uit het Vrouwenlexicon publiceerde Els Kloek in 2013 het biografische naslagwerk 1001 Vrouwen, dat in 2016 werd uitgeroepen tot ‘Het Beste Geschiedenisboek Aller Tijden’. Deze succesvolle ‘encyclopedie van bijna een miljoen woorden over 1001 vrouwen’, krijgt een vervolg. De nieuwe uitgave 1001 vrouwen in de 20ste eeuw wordt op 3 oktober gepresenteerd. Kloek is inmiddels zelfstandig historica bij Els Kloek. Werkplaats voor Historisch Onderzoek en financiert het tweede deel van haar biografische project onder meer met een enthousiasmerende crowdfunding campagne.
Door een weloverwogen combinatie van archivalisch onderzoek, teamwork, papieren en digitale publicaties en historisch ondernemerschap laat Els Kloek zien dat in de geschiedenis een enorme rijkdom aan levensverhalen van vrouwen schuilgaat.
De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde toont met de benoeming van Els Kloek tot erelid haar waardering voor Kloeks aandacht voor vrouwengeschiedenis en vooral voor de basis van veel historische studies: biografisch erfgoed.
(Petra Teunissen)
In het begin van de jaren 1990 vatte Sophie De Schaepdrijver het plan op om een boek te schrijven over België tijdens de Eerste Wereldoorlog. De jonge historica was opgeleid aan de Vrije Universiteit Brussel en was inmiddels als docent actief in Leiden. Toen ze haar voornemen terloops kenbaar maakte aan een oudere Belgische collega, was ongeloof haar deel: “Alle vier de oorlogsjaren?” vroeg de collega achterdochtig. De Schaepdrijver kon alleen maar bevestigen. “Héél België?” drong de collega aan. Héél België, inderdaad, dat kon ze evenmin ontkennen. De man keek haar nu hoofdschuddend aan en voorspelde dat ze ibij vakgenoten alleen maar kritiek zou oogsten. De redenering in het geschiedkundige klimaat van toen was namelijk deze: de waarde van het historisch onderzoek schuilt in de beperking. Dus liever “precisie op de vierkante millimeter” dan een synthese die onvermijdelijk suggesties zou bevatten, sweeping statements, of nog erger, veronderstellingen waarvoor de bronnen geen wiskundige zekerheid konden garanderen.
Sophie De Schaepdrijver schreef haar boek toch. Behandelend de jaren 1914, ’15, ’16, ’17 én ’18 en bestrijkend héél België, het door de Duitsers bezette gedeelte van het land én het onbezet gebleven strookje West-Vlaanderen waar het Belgische leger zich aan de IJzer had verschanst. De Groote Oorlog verscheen in 1999. Het was een baanbrekende studie die na vele drukken nog altijd in de handel ligt, met prijzen werd overladen en onze kennis over de Eerste Wereldoorlog heeft vergroot en bij een breed publiek heeft gebracht.
Een jaar na de publicatie van haar boek hield De Schaepdrijver een krachtig een pleidooi voor een nieuwe historiografische koers, zeg maar een vernuftig oratio pro domo: “Elke synthese bergt het risico van onnauwkeurigheid in zich, van al te drieste veralgemeningen, van impressionisme, van effectbejag wellicht, kortom, van dilettantisme. Maar het omgekeerde gevaar is wellicht nog groter: de irrelevante precisie, de kortzichtige eruditie, kortom de nietszeggende professionaliteit.” Van het belang van deze aanpak had De Schaepdrijver intussen zelf het meest overtuigende bewijs geleverd. De rest van haar loopbaan zou ze haar credo trouw blijven. Het maakte van haar met voorsprong de minst saaie, meest stijlvolle en welbespraakte geschiedkundige uit Vlaanderen. Haar goed ontwikkeld vertelvermogen en haar bevlogen eruditie stonden een indrukwekkende internationale carrière bovendien niet in de weg. In 1999 ging ze aan de slag New York University, sinds 2005 is ze verbonden aan de prestigieuze Pennsylvania State University.
Intussen bleef ze haar expertise op voortreffelijke wijze communiceren naar het grote publiek, in 2008 bijvoorbeeld in het prachtig uitgegeven en mede door haar bezorgde België: een parcours van herinnering en in 2014 in de bekroonde televisie-documentaire Brave little Belgium die volledig door haar gedragen werd.
Met de benoeming van Sophie De Schaepdrijver tot erelid wil de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde haar verdiensten op het gebied van de moderne Europese geschiedenis onderstrepen en in het bijzonder hulde brengen aan de manier waarop ze haar kennis en kunde inzet in het publieke debat.
(Kevin Absilis)
In het klassieke Griekse wereldbeeld bestond ruimte voor een positief te duiden demon. Deze figuur werd beschouwd als een bemiddelaar tussen de wereld van de goden en de menselijke samenleving. In West-Europa heeft men dit personage eveneens geïntroduceerd, zelfs in de landstalen. Zo kennen we in de Nederlandse literatuur de term duvel of duivel eveneens in die specifieke betekenis. Opvallend is dat de aanduiding bij ons geseksueerd kan voorkomen als duvelin naast duvel.
Niet alleen de hoge positie, maar ook de veronderstelde werkzaamheid van de figuur van de demon is interessant. Zij of hij bedient zich van culturele uitingsvormen om de schoonheid van het goddelijke een plaats te geven onder de mensen. De goddelijke vonk wordt vooral doorgegeven in taal, symbolisch voorgesteld als veer ofwel veder, eeuwenlang het instrument bij uitstek van schrijvers en dichters. Die symboliek moet de editeurs van de ambitieuze en interessante reeks Geschiedenis van de Nederlandse Literatuur voor ogen hebben gestaan toen zij het omslag van alle delen sierden met de afbeelding van een veder.
Riet Schenkeveld-van der Dussen stond, met anderen uiteraard, aan de wieg van de ontwikkeling van dat grote literair-historische project dat tussen 2006 en 2017 werd gerealiseerd. En daartoe was alle reden. Immers, in haar lange loopbaan als historisch letterkundige heeft zij met niet aflatende kracht steeds weer in haar onderzoek, in haar onderwijs en in haar publicaties de vonk van schoonheid in taal en literatuur overgedragen aan een hele generatie neerlandici en literatuurwetenschappers.
Zij wist steeds weer nieuwe invalshoeken te vinden die lezen en leesplezier combineerden met kennis van taal en geschiedenis. Onder de publicaties die door haar bemiddeling tot stand zijn gekomen, willen we er één in het bijzonder noemen. Het is een letterlijk zeer zwaar boek: het weegt bijna tien kilo. Met de uitgave van Met en zonder lauwerkrans in 1997 heeft Riet Schenkeveld haar rol als cultuurbemiddelaar op een geheel nieuwe en verrassende wijze ingevuld. Voor het eerst viel het volle licht op de nalatenschap van vrouwen in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Het meewerken aan dat project heeft vele vakgenoten geïnspireerd, de uitgave zelf is een bron van rijkdom voor nieuwe generaties die zich eindelijk kunnen bedienen van een vakboek dat vrouwen in hun volle glorie als dichters en schrijvers laat zien.
Het zijn de krachten van de veder van deze hoog getalenteerde wetenschapper, die het de Maatschappij tot een eer maakt deze `duvelin’ het erelidmaatschap toe te kennen. Haar geheim schuilt al in haar naam. Immers, het anagram van Riet Schenkeveld-van der Dussen luidt: en des duvelins veder krachten.
(Agnes Sneller)
Foto’s Judith Herzberg en Els Kloek: Harry Otto