Wie denkt aan Nederlandse kunst uit de Gouden Eeuw, denkt aan de schilderijen van Rembrandt en Vermeer. Niet aan tapijten, laat staan tafellakens of servetten. Toch was destijds textiel vele malen kostbaarder dan schilderijen. Bovendien zijn de voorstellingen waarmee veel textiel gedecoreerd werd minstens even interessant. Zo bezit het Rijksmuseum een uitmuntende collectie linnendamast met ruim drieduizend servetten, tafellakens en handdoeken met ingeweven motieven daterend van zestiende tot en met de twintigste eeuw.
In de zeventiende eeuw bloeide de Noord-Nederlandse damastweverij, met Haarlem als belangrijkste centrum. Na de val van Antwerpen in 1585 waren veel Vlaamse wevers naar de Noordelijke Nederlanden vertrokken en zij namen niet alleen hun technische kennis, maar ook hun patroontekeningen mee. Bijbelse motieven, zoals koning David, Daniel en Susanna, waren erg populair, maar ook mythologische onderwerpen, in het bijzonder Orpheus en de dieren. Ook komen we met regelmaat bloemen, vissen en complete gedekte tafels in trompe lāoeil tegen. Het Haarlemse damast werd binnen en buiten de Nederlanden hogelijk gewaardeerd. De Staten Generaal bestelden dan ook regelmatig grote partijen om als diplomatiek geschenk te dienen.
Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar de themaās en motieven van servetten en tafellakens. We mogen aannemen dat de kuise Susanna als voorbeeld voor de huisvrouw diende die immers dagelijks met het tafellinnen in de weer was, maar geldt dat ook voor de andere verhalen die we zien? En waar haalden de wevers hun precieze voorbeelden vandaan? Gebruikten ze prenten, vroegen ze schilders ontwerpen te leveren of ontwierpen ze de voorstellingen toch zelf? Voor mij als conservator zijn dit prangende vragen, maar voor ze beantwoord kunnen worden, moeten er bergen onderzoek en praktisch werk verzet worden.
Wie toevallig nog linnendamasten erfstukken heeft, weet dat de ingeweven motieven alleen onder een bepaalde hoek zichtbaar zijn. Zeker als het tafelgoed flink verwassen is, is het lastig nog een patroon te onderscheiden. Hoewel iedere kunsthistoricus het object van onderzoek in het echt zou moeten bestuderen, is het bij linnendamast vaak makkelijker om vanaf een (goede) foto te werken. In het Rijksmuseum wordt het linnendamast eerst gewassen en gevlakt voor het op de foto gaat. Strijken is uit den boze, omdat dat dat op de lange termijn vlekken kan veroorzaken. Bij het vlakken wordt de natte stof op een glad tafelblad rechtgetrokken, zodat het vacuĆ¼m zuigt. Het droogt dan spiegelglad op. Dan wordt het onder een hoek gefotografeerd en vervolgens in Photoshop rechtgetrokken. Binnen een paar jaar moet op deze manier de hele collectie gefotografeerd en online raadpleegbaar zijn. Een goudmijn voor onderzoekers wereldwijd!
In de vaste opstelling van het Rijksmuseum heeft het linnendamast nog geen plaats gekregen. Textiel is ook kwetsbaar en te lichtgevoelig om permanent te kunnen tonen. Maar wie toch fraaie servetten wil zien, komt niet voor niets naar het museum. De zeventiende-eeuwse stillevenschilders beeldden regelmatig linnen servetten uit. Vaak liggen ze schilderachtig verfrommeld op de eettafel, maar de grootmeester van het vroege stilleven, Floris van Dijck, was veel preciezer. Hij schilderde een servet exact na, inclusief de vouwen van de linnenpers Ć©n het motief met twee gespiegelde vogels op bloemtakken. Hij deed dat zo minutieus, dat we het servet kunnen identificeren. Wat blijkt? Een exemplaar ervan bevindt zich in de Rijksmuseumcollectie. Het schilderij is een prachtig eerbetoon aan het Haarlemse linnendamast.