In mei 2018 herdenkt de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde dat 125 jaar geleden vrouwen werden toegelaten tot de Maatschappij. Al eerder waren er ereleden benoemd, zoals Geertruida Bosboom-Toussaint in 1870, maar in 1893 werden de eerste dertien talentvolle vrouwen ‘gewoon lid’. Om de paar weken kunt u op deze website een blog verwachten over memorabele momenten in de literaire vrouwengeschiedenis. Vijfentwintig talentvolle vrouwen met een belangwekkende inbreng in de letterkunde, taalkunde of geschiedenis krijgen zo een digitaal monument. Deze keer Maaike Meijer over M. Vasalis:
2009:Â M. Vasalis krijgt een monument in Roden
Door Maaike Meijer
In het Drentse Roden werd op 13 februari 2009 – de 100ste geboortedag van Vasalis – een monument onthuld ter nagedachtenis aan de dichteres M. Vasalis. Zo luidde het pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuijn-Leenmans, geboren in 1909 en wonend en werkend in Roden vanaf 1964. Behalve een belangrijk dichter was zij ook arts en psychiater. Het sobere monument – ter ere van Vasalis’ honderdste geboortedag gemaakt door Erick de Lyon – bestaat uit betonnen balken met rijen van natuurstenen erop. Elke steen draagt een letter en op rij gelegd kun je er de tekst ‘Ik droomde dat ik langzaam leefde / langzamer dan de oudste steen’ mee vormen. Dat zijn de beginregels van haar gedicht ‘Tijd’. De bezoeker kan zelf stenen op de betonnen balken leggen, en wordt zo uitgenodigd tot het spelen met letters en woorden. Vasalis zou het hebben kunnen waarderen.
Vasalis’ roepnaam luidde ‘Kiekie’ of ‘Kiek’, ze kwam uit Den Haag. Haar vader, Hal Leenmans,  was geschiedenisleraar aan het Gymnasium Haganum, een erudiete en geestige man. Haar moeder verzorgde het gezin en werd later zelfstandig verzekeringsagente. Beide ouders hadden zich al in hun jonge jaren ontwikkeld tot idealistische, vrijzinnige socialisten die zich interesseerden voor kunst, literatuur, filosofie en politiek. Kiek Leenmans had een gelukkige jeugd, waarin de nabijheid van de geliefde zee – onderwerp van meerdere van haar latere gedichten – een belangrijke rol speelde.
Na haar gymnasiumopleiding op het Haags Lyceum studeerde Kiek Leenmans vanaf 1927 medicijnen in Leiden en daarnaast enkele jaren ‘etnologie’, het vak dat later antropologie werd genoemd. Haar fascinatie voor het onburgerlijke en het vreemde werd ook aangesproken in de colleges psychopathologie, die haar op het idee brachten zich te specialiseren in de psychiatrie. In 1934 begon zij in het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort – een psychiatrisch ziekenhuis – als arts-assistent. Het schrijven van gedichten kwam daar goed op gang, zodat zij besloot een reeks gedichten voor te leggen aan collega-arts en schrijver Simon Vestdijk, die redacteur was van het tijdschrift Groot Nederland. Vestdijk reageerde enthousiast: Vasalis debuteerde in augustus 1936 dus met vijf gedichten – waaronder de later befaamd geworden verzen ‘Tijd’ en ‘De idioot in het bad’ – in Groot Nederland.  Bij die gelegenheid koos ze haar pseudoniem, daar haar initialen M.L. niet als zodanig geaccepteerd werden. Vasalis – gevormd naar ‘vazal’ wat een synoniem is van ‘Leenman’ – was niet alleen een variatie op haar achternaam maar ook een hommage aan haar vader. Het pseudoniem luidt M. Vasalis en niet ‘Maria’ of ‘Marie’ Vasalis, zoals sommige auteurs en lezers nog altijd menen. Het is zelfs voor Vasalis’ opmerkelijk snelle dichterlijke carrière waarschijnlijk van belang geweest dat het pseudoniem sekseneutraal was. Daarom trad de dubbele standaard van de kritiek – die vrouwelijke auteurs destijds veel negatiever beoordeelde dan mannelijke – niet meteen in werking. Toen de ware identiteit van M. Vasalis bekend werd, was de toon al gezet. De destijds meest gezaghebbende criticus Menno ter Braak was onmiddellijk getroffen door Vasalis’ debuut, met name door het gedicht ‘Tijd’ (‘Ik droomde dat ik langzaam leefde / langzamer dan de oudste steen’ ) waaraan hij verschillende malen lovend aandacht besteedde. Daardoor verwierf Vasalis zelfs al literaire faam nog voordat haar eerste bundel was verschenen.
In Santpoort kreeg de jonge dokter Kiek Leenmans ernstige reuma-klachten. Ze reisde in het najaar van 1936 per boot naar Zuid-Afrika en verbleef er tot augustus 1937 – negen maanden – op een schapenfarm in de Zuid-Afrikaanse halfwoestijn de Karoo. Veel vroege gedichten, als ‘Het Ezeltje’ en ‘De trek’ en ook Vasalis’ eerste en enige novelle ‘Onweer’ dragen de sporen van dat verblijf. Na haar terugkeer in Nederland werkte zij als arts in Amsterdam waar zij in 1939 trouwde met Jan Droogleever Fortuyn, die ook zenuwarts was. Ze kregen kinderen en bouwden een levendige sociale kring op. Kiek was onder andere bevriend met de dichters Bertus Aafjes en Victor van Vriesland, met de schilder Edgar Fernhout en diens latere vrouw Netje, met de schrijfster Emmy van Lokhorst en met de componist Rudolf Escher. Vasalis’ eerste bundel Parken en Woestijnen verscheen in het eerste oorlogsjaar 1940 bij A.A.M. Stols te Rijswijk. De bundel werd breed en enthousiast besproken en werd binnen vijf jaar tien maal herdrukt. Vasalis kreeg er in 1941 de Van der Hoogtprijs voor.
De oorlogsjaren waren zwaar. Tijdens de polio-epidemie, die in 1943 woedde, verloren Jan en Kiek hun zoontje Dicky. Jan Droogleever Fortuyn werd bovendien getroffen door een psychose – waarvoor hij drie maanden moest worden opgenomen. Dit alles maakte van 1943 ‘een hellig jaar’. De hongerwinter moest toen nog komen. Na de oorlog was Kiek sterk vermagerd en vaak ziek. Ze was – volgens allen die haar gekend hebben – erg mooi, geestig en present, maar zelden blakend gezond.
In 1947 verscheen Vasalis’ tweede bundel De Vogel Phoenix, waarin het verlies van het kind een thema was. Ook deze bundel werd goed ontvangen. In 1951 vestigde Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans zich met haar gezin in Groningen. Van de jaren zestig dateren haar hechte vriendschappen met Gerard Reve, met Geert van Oorschot wiens literaire mentor zij werd en met de dichteressen Judith Herzberg, Elisabeth Eybers en F. Harmsen van Beek.
In 1954 publiceerde Vasalis Vergezichten en gezichten bij haar nieuwe uitgever Geert van Oorschot, die in de loop der tijd ook de rechten op haar oudere werk verkreeg. Met deze derde bundel verwierf Vasalis de poëzieprijs van de gemeente Amsterdam, in 1957. De ontvangst was iets minder lovend. Het literaire klimaat was veranderd door het aantreden van de Vijftigers, een nieuwe generatie jonge mannelijke dichters die van Vasalis (ten onrechte) het symbool van de oudere generatie maakten. Na verschijning van haar derde bundel kreeg Vasalis moeite met het schrijven. Ze was niet tevreden met haar werk en wilde alleen nog maar helemaal opnieuw beginnen. ‘M. Vasalis is dood’, zo verkondigde ze meermaals aan vrienden en uitgever. Ze pakte haar beroep van psychiater weer op, ditmaal als kinderpsychiater en werkte door tot haar zeventigste.
Begin 1964 verhuisde Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans naar het Drentse Roden. Het was oogsttijd. In 1974 kreeg ze de Constantijn Huygensprijs en in 1982 de P.C. Hooftprijs voor haar hele oeuvre, ook al had ze slechts drie bundels gedichten gepubliceerd, in totaal honderd verzen. Ze was bijna verlegen met de eer. Ook deze prijzen stimuleerden haar niet tot nieuwe gedichten. De naderende dood deed dat wel: tegen het einde van haar leven nam Vasalis haar vele onvoltooid gebleven gedichten opnieuw ter hand en trachtte ze af te maken. Ze schreef ook nog nieuwe, zoals dit zeer korte gedicht ‘Ouderdom’, waarin zij het zich voorbereiden op de dood zeer verrassend aldus verbeeldt:
Ik oefen als een jonge vogel op de rand
van ’t nest, dat ik verlaten moet
in kleine haperende vluchten
en sper mijn snavel
Vasalis overleed op 16 oktober 1998, drie maanden voor haar echtgenoot Jan. Na haar dood stelden haar kinderen op haar aanwijzingen een postume bundel samen, De oude kustlijn(2002) met vijftig nieuwe gedichten.
Vasalis’ kleine oeuvre werd ongekend populair en is dat gebleven tot op de dag van heden. Dat haar werk de tand des tijds zo goed heeft doorstaan heeft te maken met haar eenvoudige, bijna afwezige techniek. Zij schrijft vanaf het begin een parlando-vers met een los eindrijm. Als er al strofen zijn, zijn deze veelal onregelmatig en volgen ze geen gebonden schema’s. Het taalgebruik is alledaags, met vermijding van ouderwetse poëtisch geladen woorden. Die ten tijde van haar debuut zeer moderne vorm en de transparante techniek gaan samen met gedurfde beeldtaal, met complexe emoties, zelfs met mystieke ervaringen en visioenen die niets zweverigs hebben omdat ze zo direct zijn. Ondanks de kritische geluiden bij het verschijnen van De oude kustlijn in 2002, over clichés en sentimentaliteit bij Vasalis, is haar werk nog steeds een hogelijk gewaardeerd en klassiek ijkpunt. Vasalis beïnvloedde tal van Nederlandse dichters diepgaand, mede door haar populariteit en de frequente aanwezigheid van haar gedichten in bloemlezingen en schoolboeken. Dichters als Hanny Michaelis, Rutger Kopland, Judith Herzberg, Chr. J. van Geel en in hun spoor Neeltje Maria Min, Eva Gerlach en Anna Enquist komen het meest in haar buurt. Ook Vlaamse dichters als Leonard Nolens en Herman de Coninck zijn schatplichtig aan Vasalis.
Dirk Kroon (inleider en samensteller), Ik heb mezelf nog van geen ding bevrijd. Beschouwingen over het werk van M. Vasalis. ’s-Gravenhage, 1983. Maaike Meijer en Jessa Bertens, ‘M. Vasalis’, in: Kritisch Literatuur Lexikon, september 2007. Groningen, Wolters Noordhoff p. 1-20 en 5 pgs bibliografie. Maaike Meijer, ‘M. Vasalis en het interpretatiekader van de mystiek’. In: Maaike Meijer, De lust tot lezen. Nederlandse dichteressen en het literaire systeem. Amsterdam, 1988, pp. 21-45. Maaike Meijer, M. Vasalis. Een biografie. Amsterdam, Van Oorschot, 2011 (met een volledig overzicht van al het primaire werk van Vasalis, inclusief kritieken, essays, bloemlezingen, dankwoorden en afzonderlijk gepubliceerde gedichten). In 2006 verscheen bij Van Oorschot M. Vasalis’ Verzamelde gedichten (alle vier bundels).