Van alles dat ik merkwaardig en in gelijke mate irritant vind, staat de grote waardering voor de literaire kattenman op de eerste plaats. Dat komt ook omdat zijn werk zo uitstekend verkoopt en de kattenman in kwestie, evenals de man in het park die een willekeurige baby draagt, hiervoor sociale bonuspunten ontvangt. Denk aan Frans Pointl en zijn Poelie de Verschrikkelijke. Aan Remco Campert en het indringende Dagboek van een Poes (die feitelijk de kater Poef was). Denk langdurig aan Rudy Kousbroek, die ons land de aaibaarheidsfactor schonk. Denk alstublieft aan Gerard Reve.
Vergelijk hun positie met die van de literaire kattenvrouw. Ja, wie is dat eigenlijk? Ethel Portnoy hoorde bij Rudy. Dan is er Yvonne Kroonenberg, al schreef ze meer over paarden. Gelukkig publiceerde Yvonne Keuls veel over katten. Met het noemen van namen ontbrandt al snel de discussie over wat nu eigenlijk literatuur is, en dat is precies mijn punt. Want de literaire kattenman roept die discussie niet op. Man + kat= literatuur. Vrouw + kat = poezenvrouwtje. De oneerlijkheid grieft mij. Het is oneerlijk en daarbij ontmoedigt het auteurs te schrijven over de katten in haar leven.
Ware ik zeer gefortuneerd, dan zou ik vriendelijke verzoeken doen aan vrouwen met talent, om tegen een uitmuntend tarief iets te schrijven over katten. Aan Elly de Waard vroeg ik om een dichtbundel over schoonheid en afscheid, indien mogelijk een sonnettenkrans. Vonne van der Meer verzocht ik een roman te schrijven over katholieke zwarte katers, al vermoed ik dat katten gezien hun allerindividueelste levensinstelling eerder protestant zijn. Charlotte Mutsaers kan uitmuntend een universum vol kleine witte poesjes scheppen. De lijst van desiderata is lang, maar u heeft een idee.
Met een enkel boek zijn we er natuurlijk niet.
Wel met een genre, dat iets anders moet zijn dan fabels of bestiaria, dat roept weer dat soort discussies op over wel of niet literair, wat in dezen akelige wisselwerking heeft met het sociale leven.
De vrouw die bekent samen te wonen met een kat, en met hem of haar volmaakt gelukkig te zijn, kan maatschappelijk op enige geringschatting rekenen. Meestal van mensen die baby’s of honden hebben, wat genoeg zegt, maar nog niet alles. Treedt de vrouw daarentegen met een hond aan haar zijde door de wereld, dan heet zij levenslustig te zijn.
Met deze overwegingen schrijf ik mijzelf bijna de depressie in. Daarom ga ik nu op de bank liggen, hand in poot met mijn huiskater Bert, en ik ga nadenken over manieren om rijk te worden, alles in het fatsoenlijke, zodat ik nog tijdens mijn leven de triomfen kan meevieren van vrouwen die alleen of vooral, maar in iedere geval literair over katten schrijven.