Mario Molegraaf belicht in deze rubriek recent verschenen bundels van Nederlandse en Vlaamse dichters. Deze keer schrijft hij over Zonnewater van Mark van Tongele:
Met de dood voor ogen bleef Mark van Tongele (1956-2023) het toch zonnig inzien. Hij had allerminst een gemakkelijk leven – hij was getekend door een zwaar auto-ongeluk – maar de levenslust was er nooit minder om. ‘Menslief, krijg lucht! Losse zwier/ en een zonnehapklare versnapering,’ luidt een oproep in een van de gedichten uit zijn afscheidsbundel Zonnewater. Die staat vol verwijzingen naar zonnetongen, zonspelingen en niet te vergeten zonneletterdraaikolknevelflarden. ‘A prima vista van de zon/ zingen, daar geniet ik van,’ verklaart hij voor alle zekerheid. En als de zon even niet schijnt, zijn er altijd nog ‘lichtgevende lantaarn-/vissen met gloeiende poriën’. In de kleurrijke poëzie van deze dichter tenminste, naar ik vrees niet in de grauwe realiteit. Wat hij waarschijnlijk ‘lentetintelogend’ en met nog een reeks zelfbedachte woorden zou tegenspreken.
Tobben is altijd taboe voor hem geweest. Zie behalve Zonnewater de in de verzamelbundel Gedichten (2005) bijeengebrachte poëzie. Zijn werk werd daarin ondergesneeuwd door een voorwoord van Yves T’Sjoen. De dichter zou zich volgens hem niets aantrekken van ‘dichotomieën, tegendelen die we in de logisch-discursieve taal aantreffen’. Het gaat verder over ‘het grote, zelflegitimerende tekstlichaam dat hij creëert.’ Je moet aan enge ziektes denken, terwijl deze gedichten blaken van gezondheid. Van Tongele schreef de vrolijkste, verbijsterendste verzen van Vlaanderen. Verbijsterend vanwege zijn specialiteit, de uitbundige woordenstapeling: ‘springstaarten schaatsrijders stekelbek’. Vrolijk omdat hij hapte in het leven: ‘O met lichtlippig lepeltjesgetik de levensroom putten!’
Hij negeerde de dood niet, die is zelfs altijd zijn demon geweest, bezworen met kreten als ‘Dood, krijg de vellen!’ In Zonnewater heeft hij het over
‘koers houden/ tussen doodzeggen en doodzwijgen’. De levenskunst achter taalavonturen. Poëzie die continu getuigt van het streven ‘om warmhartig te/ bestaan: waarom anders zou ik leven?’ Hij verwerkte zijn achternaam in termen waarmee hij zijn methode aanduidde: tongpiraterij, tingtangtongele, of in het allerlaatste gedicht in deze allerlaatste bundel: ‘Tongeliaanse balsem serveren’. Betere balsem bestaat niet tegen wat hij ooit omschreef als ‘de zuurpruimende werkelijkheid’.
Mario Molegraaf
Zonnewater, Uitgeverij P, paperback, 64 pag, € 18,-