gepubliceerd op 20 mei 2024
Poëzie van nu 82: ‘Uit hoofde van jut’ van Frans Kuipers

Mario Molegraaf belicht in deze rubriek recent verschenen bundels van Nederlandse en Vlaamse dichters. Deze keer schrijft hij over Uit hoofde van jut van Frans Kuipers: 

Hij lijkt de meest aanwezige dichter van Nederland. Terwijl andere dichters achter hun werk plegen te verdwijnen, gaat hij er pal vóór staan. Met naam en toenaam, de ‘kortstondige moleculen-samenklontering/ Frans Kuipers genaamd’. Dat is geen onbescheidenheid van Frans Kuipers (geb.1942), die al zestig jaar geleden zijn eerste dichtbundel publiceerde. Hij relativeert juist graag, zichzelf het meest, getuige dat zelfportret in Uit hoofde van jut als ‘moleculen-samenklontering […] losbandige moleculen op jullie reis zonder eind.’

Hij houdt zijn gedicht graag licht, met wendingen als ‘Doodgewoon zit op zijn troon/ en Oenepoen fluit zijn knevelliedje.’ De maker van het gedicht dus steeds duidelijk in zicht. In het openingsgedicht van de bundel steekt ‘niemandsdienaar […] de kaars aan en pakt zijn ganzenveer’. Waarmee hij schrijft, zoals hij het noemt in een voor hem kenmerkende woordenklontering, aan ‘een ‘kweetnietersliedboek’. Weerom liederen over ik weet het niet, nog meer dan vroeger, vanwege de ouderdom: ‘wetend steeds minder van meer/ hoe ouder men werd’.

De titel van zijn bundel begrijp ik niet helemaal: ‘Ik ook wissel wat af en schrijf uit hoofde van jut’. Verwijst hij naar de kermisattractie, de kop van jut, vernoemd naar de moordenaar Hendrik Jut? Of heeft het betrekking op het slachtofferschap uit het gezegde, vernoemd naar dezelfde crimineel?

In ieder geval voelt Kuipers zich géén slachtoffer. Ik had het er laatst over met de kapper, of eigenlijk de kapster, een meisje van negentien, zonder veel kennis van kale koppen. Ik begon over minder haar, meer ervaring. Het lichaam raakt sleets, de geest wordt juist scherp. Dergelijke inzichten spelen ook een rol in Uit hoofde van jut. ‘Ik wil zo graag mijn dood aandachtig doen,’ schrijft hij. Des te meer reden zich bij het leven te houden: ‘Het is nooit af, je houdt me gaande’. Zoals hij zegt in de laatste afdeling van de bundel, na afdelingen over zomer, herfst, winter nota bene gewijd aan de lente: ‘Op weg naar wat ook, nog altijd de hort op,/ omdat het niet anders kan; ik herder mezelf,/ wie zou ik vrezen?’

Mario Molegraaf

Uit hoofde van jut, Atlas Contact, paperback, 84 pag., € 20, – 
ISBN: 9789025475765