Mario Molegraaf belicht in deze rubriek recent verschenen bundels van Nederlandse en Vlaamse dichters. Deze keer schrijft hij over Poging een luchtig gedicht te schrijven van Wouter Godijn.
Dichters die dichten over een dichter die dicht. Wouter Godijn (1955) beoefent een genre met een lange traditie. Alleen was daarbij nooit iemand zo uitbundig én aanmatigend, zo innemend én ergerlijk, zo aanstekelijk én afstotelijk als hij in de bundel Poging een luchtig gedicht te schrijven. De gedrukte tekst kent doorhalingen en aanvullingen. Het is poëzie die zichzelf terugfluit en herroept. Zit daar ernst achter of juist spot? Een hoogtepunt dan wel dieptepunt wordt bereikt in het vijfentwintig bladzijden lange titelgedicht.
‘Is het in deze tijd van klimaatverandering, oorlog en coronapandemie nog mogelijk een luchtig gedicht te schrijven?’ luidt de vraag op de flaptekst, niet herhaald in de bundel. ‘Ik zou kunnen proberen een luchtig gedicht te schrijven,’ begint de dichter daarin zijn onderneming. Die meteen vastloopt, door commentaar van Godijn op de openingszin en door zijn persoonlijke besognes. De dichter onderbreekt het dichten namelijk voor het poetsen, flossen en anderszins verzorgen van zijn tanden. Na heel veel zijsporen komt de poëtische trein uiteindelijk tot stilstand tegen een stootblok: Godijn acht het onmogelijk ‘gedichten te schrijven die níet luchtig waren’.
Flauw hoor. Het doel van heel deze dichterlijke vertoning lijkt vooral: kijk mij toch eens de allergekste, allerleukste, allerpersoonlijkste dichter van Nederland zijn. Zo wordt hij misschien tegelijk ook de alleronuitstaanbaarste. Achter de dichterlijke onzekerheid zie je een zelfverzekerde dichter. Een dichter die zich maar al te goed realiseert hoe virtuoos hij is. De ‘dagmerries’ in de bundel moeten een heel grillige en spontane indruk wekken, maar Godijn is ervoor gaan zitten. Het zijn bedachte dromen en geconstrueerde visioenen.
O ja, de poëzie sprankelt en schittert als een vuurwerkshow. Dit soort erupties vol klank en leeg aan betekenis: ‘ik kraas de jammer in het krotensop/ kreunkrampend in deze blindganger’. Hij zegt het er ontwapenend eerlijk bij: ‘Ik dicht al heb ik geen bal te dichten.’ Poëzie kan bij hem daarom alle kanten op, van ‘meeslepende, lieve leugen’ tot ‘louter drek’. Een dichter die zich belangrijker acht dan het gedicht. Of is ook dat een pose?
Mario Molegraaf
Poging een luchtig gedicht te schrijven, Atlas Contact, paperback, 102 pag., € 19,99
ISBN: 9789025473679