In de zomer van 1976 bezochten wij in onze oude woonplaats Wissenkerke Oom Bertus en Tante Koos. Van hun zoon Leendert kreeg ik daar een stapeltje Eppo’s. Ik was acht. De hele vakantie zat ik de tijdschriften te lezen en herlezen. Voor mijn verjaardag vroeg ik een abonnement. Via het blad leerde ik kwaliteitsstrips kennen. Ik begon stripalbums te sparen. Vanwege ruimtegebrek heb ik mijn stripboeken in dozen gedaan en op zolder opgeslagen. In mijn boekenkasten staan uitsluitend nog boeken die gerelateerd zijn aan Nederlands-Indische letterkunde en aan (post)koloniale geschiedenis. In het leven moeten pijnlijke keuzes worden gemaakt. Soms open ik zo’n oude doos met strips en dan ben ik weer enkele uren zoet.
Mijn liefde voor lezen begon dus bij Eppo. Het tijdschrift, dat tussen 1978 en 1980 ook in Indonesië werd gepubliceerd, verschijnt na lange tijd van de markt te zijn verdwenen gelukkig vanaf 2009 weer. Mijn vreugde was groot toen Ger Apeldoorn mij liet weten in Eppo nummer 22 van dit jaar aandacht te gaan besteden aan de voorplaat van De postkoloniale spiegel, de Nederlands-Indische letteren herlezen, het boek dat ik met Rick Honings en Jacqueline Bel samenstelde en dat enkele weken geleden is verschenen. Die cover is getekend door Peter van Dongen, een van de beste striptekenaars op dit moment. Van Dongen heeft roots in Nederland en Indonesië. Het lot van Indische Nederlanders in Europa en in Azië vormt in zijn werk een belangrijk thema. Zijn tweeluik Rampokan is een van de indringendste verhalen over de dekolonisatie en de Indonesische strijd voor onafhankelijkheid.
Rick Honings en ik kwamen al snel op het idee om aan Peter van Dongen te vragen de voorkant van de cover van De postkoloniale spiegel te ontwerpen en te tekenen. Ondanks zijn drukke werkzaamheden stemde hij toe. Het resultaat is een omslag om in te lijsten. (Dat gaat dat overigens ook letterlijk gebeuren: binnenkort hangt Van Dongens tekening ingelijst aan onze muren.)
Op de voorkant van het boek prijkt een spiegel die getekend is naar de foto op bladzijde 27 van het boek. Daarop zijn twee Indonesiërs te zien die in onze tijd de oude koloniale spiegels proberen te verkopen. De spiegel is niet in zijn geheel afgebeeld en lijkt uit het lood te hangen of zelfs van de kaft af te vallen. De lijst ziet er aangetast en verweerd uit. In de kroon ervan zijn drie kopstukken gesneden. Links en rechts staan de hoofden van Multatuli en Dido Michielsen, de twee auteurs over wie respectievelijk het eerste en het laatste hoofdstuk van het boek gaan. In het midden staat Rob Nieuwenhuys, de schrijver van de Oost-Indische spiegel, de eerste geschiedenis van de Nederlands-Indische letterkunde. Nieuwenhuys was ook de maker van fotoboekenreeks Tempo Doeloe. De steunkleur van de kaft van De postkoloniale spiegel verwijst naar die reeks, omdat elk van de 26 hoofdstukken van deze nieuwe literatuurgeschiedenis geïllustreerd is met minimaal vijf foto’s, vooral uit de rijke collectie van het KITLV in de Leidse Universiteitsbibliotheek.
De spiegel zelf laat een typisch koloniaal beeld zien: een sawah met links een inheemse jongen op een karbouw en rechts een Europeaan die het geheel lijkt te overzien. Hij is gekleed in een wit tropenpak en draagt een witte helm. Zijn ene hand houdt een wandelstok vast, de andere heeft hij in zijn zij. Op de achtergrond sluimert een vulkaan. De spiegel is echter gebroken en ligt aan gruzelementen; de tijd van tempo doeloe is definitief voorbij.
In het midden van de spiegel barst het Indonesische nationalisme door het oude beeld van Indië heen. Afgebeeld is het vlagincident dat op 19 september 1945 plaatsvond in Surabaya. De verhalen over wat op die dag precies gebeurde op en om hotel Yamamoto, het voormalige Oranje Hotel waarin op 24 juni 1899 de schrijfster Madelon Lulofs werd geboren, zijn niet eenduidig. Wel is duidelijk dat op het dak van het hotel voor het eerst sinds de Japanse capitulatie de Nederlandse vlag gehesen werd. Toen Indonesische nationalisten dat zagen, klommen een paar van hen het dak op om de blauwe baan van de vlag af te scheuren. De Nederlandse driekleur werd zo getransformeerd in Sang Merah Putih, de vlag van Indonesië. Overigens vonden er elders in Indonesië soortgelijke vlagveranderingen plaats, waarvan de meeste helaas eindigden in geweld.
We zijn erg blij met Peter van Dongens werk voor de kaft van De postkoloniale spiegel. Het oordeel over de inhoud van het boek is nu aan de lezer. Mocht deze overigens zelf de voorkant willen inlijsten, dan kan dat. Het stofomslag is namelijk goeddeels gelijk aan de afbeelding op de hardcover zelf.
De postkoloniale spiegel. De Nederlands-Indische letteren herlezen van Rick Honings, Coen van ’t Veer en Jacqueline Bel (red.) verscheen bij de Leiden University Press