Johan Joseph ā roepnaam: John - de Pool werd geboren op āwoensdag den twaalfden Maart des jaars Een duizend acht honderd en drie en zeventig te tien uur des avonds in het Stadsdistrict dezes eilandā: CuraƧao. Ruim zestig jaar later wierp De Pool een verlangende blik terug naar de jaren tussen ca. 1870 en 1890, zijn jeugdjaren, in Del CuraƧao que se va: pĆ”ginas arrancadas de El libro de mis Recuerdos. Toen zouden mensen die presteerden nog met gepaste waardering zijn benaderd. Sindsdien is er van respect geen sprake meer.
Del CuraƧao que se vaĀ verscheen in 1935. In Zo was CuraƧao ā de titel die de Nederlandse vertaling meekreeg ā haalt De Pool herinneringen op aan het āCuraƧao dat aan het verdwijnen isā en nu reeds lang is verdwenen. Zijn aandacht betreft bovenal de samenleving die de CuraƧaose blanke en licht gekleurde sociale bovenlaag vormde, waartoe toentertijd ook zijn eigen familie nog behoorde. De āontwikkelde en beschaafde familiesā zoals De Pool die noemde, worden aan CuraƧao van de jaren ā30 als voorbeeldig voorgehouden.
In zijn ogen ontbeerde het CuraƧao in de dagen dat De Pool zijn memoires schreef stimulerende grootheden als de arts doctor Capriles, de entrepreneur shon āLouā Maduro, de advocaat en essayist Abraham Chumaceiro, de uitgever don AgustĆn Bethencourt en de ontdekker van het kalkfosfaat op het eiland, shon āNeneā Gorsira. āEen onvergeeflijke vergeetachtigheidā zou de CuraƧaose samenleving in de eerste decennia van de vorige eeuw karakteriseren. āOnvergeeflijkā daar door het vergeten van het toegedachte hoge beschavingspeil van weleer dat van de twintigste eeuw wel moest dalen. De Pool spreekt in dezen onder meer van āculturele ontredderingā en āmaterialistisch positivismeā van de jaren dertig.
El Libertador
In zijn poging grootheden uit de CuraƧaose geschiedenis aan de vergetelheid te ontrukken, grijpt De Pool ook verder terug in de tijd, naar de jaren vĆ³Ć³r zijn geboorte, naar gebeurtenissen en personen die hij kent uit gesprekken van ouderen en uit enkele documenten. Zo komen ook de CuraƧaose strijders voor de Latijns-Amerikaanse onafhankelijkheid Manuel Piar en LuĆs Brion uitgebreid ter sprake. En er wordt een kort hoofdstuk gewijd aan de Latijns-Amerikaanse vrijheidsheld, el Libertador Simon BolĆvar die eind 1812 enkele maanden op CuraƧao verbleef.
In het betreffende hoofdstuk over BolĆvar houdt De Pool zich vrij strikt aan controleerbare kennis. Met het schip JesĆŗs, Maria i JosĆ© arriveerde BolĆvar op 29 augustus 1812 op CuraƧao. Hij had Venezuela noodgedwongen moeten verlaten, daar de revolutie een voor hem allesbehalve rooskleurige wending had genomen. BolĆvar zou voornemens zijn geweest zo spoedig mogelijk naar Europa te gaan om daar dienst te nemen in het Engelse leger en zijn continent voorgoed de rug toe te keren.
Wanneer BolĆvar in november van dat jaar het eiland weer verlaat, heeft hij echter zijn visie op de toekomstige ontwikkeling van Latijns-Amerika aan papier toevertrouwd. Dat zou het zogeheten Manifiesto de Cartagena worden. Hij keert terug naar het Latijns-Amerikaanse continent om zich uiteindelijk tot de belangrijkste legerleider in de bevrijdingsoorlogen te ontwikkelen. BolĆvars verblijf op CuraƧao lijkt een keerpunt in diens leven te hebben bewerkstelligd. De Joodse CuraƧaoĆ«naar Mordecay Ricardo (1771 ā 1842), advocaat en later procureur op zijn eiland, zou met name een grote invloed hebben uitgeoefend op BolĆvar.
Filosoferen
In Zo was CuraƧao speculeert De Pool verder niet over de relatie tussen BolĆvar en Ricardo, zoals hij ook terughoudend is waar het andere onzekerheden betreft. Onder verwijzing naar het Pleizierhuis in Otrobanda, Willemstad, waar BolĆvar verbleef, merkt De Pool voorzichtig op: āWie weet werd het befaamde manifest van Cartagena in de rust en stilte van dit eenzaam huisje geconcipieerdā.
Even verderop in het hoofdstuk, verwijzend naar het nog bestaande achthoekige gebouw direct op de kust aan de Pundazijde, Willemstad, waar zijn zusters verbleven: āIk denk dat BolĆvars veelvuldige bezoeken aan het Octagon Ā [ā¦] ook voortvloeiden uit de sterke aantrekking die de zee op hem uitoefende, begrijpelijk bij een temperament als het zijne, dat zich verwant voelde aan de rusteloze zee.ā Ā Het korte verblijf van BolĆvar op CuraƧao heeft De Pool in Zo was CuraƧao niet aangegrepen om uitgebreid te āfilosoferenā - een woord dat De Pool zou gebruiken - over de mogelijke ingrijpende invloed van het eiland en een of meerdere van haar bewoners op BolĆvar.
Die terughoudendheid zou De Pool loslaten in zijn novelle El primer chispazo de genioĀ (1937), die onder de titel āDe eerste vonk van genialiteitā ook in het Nederlands is te lezen. In deze novelle heeft De Pool de beoogde historische betrouwbaarheid van Del Curacao que se va volledig opzij gezet. āDe eerste vonk van genialiteitā roept een mogelijke wereld op. De Pool maakt uitgebreid gebruik van de vrijheden die een novelle hem biedt, Ā waaronder het weergeven van dialogen en het verwoorden van feitelijk niet te achterhalen gedachten en intenties.
Genialiteit
Met name Mordechay Ricardo en SimĆ³n BolĆvar komen aan het woord, hun gesprekken en gedachten worden weergegeven. De speculaties waaraan De Pool zich niet waagde in Zo was CuracaoĀ krijgen in āDe eerste vonk van genialiteitā een aantrekkelijke, vlot lezende aankleding. In de novelle is Mordechay Ricardo daadwerkelijk de man die BolĆvar in bescherming neemt, hem helpt zijn gedachten en idealen te ordenen en hem uiteindelijk weer motiveert om terug te keren naar het Latijns-Amerikaanse continent. In de novelle doet BolĆvar op het eiland inderdaad de noodzakelijke inspiratie op om zijn vermaarde Manifiesto de Cartagena te schrijven. In de novelle hĆ©Ć©ft de zee die vermeende aantrekkingskracht op BolĆvar. De speculaties uit De Pools memoires worden invoelbare, schijnbaar authentieke gegevens in zijn novelle.
De portretten die De Pool van belangrijke personen uit de CuraƧaose elite van de vorige eeuw met woorden tekent in Del Curacao que se va eindigen alle met een min of meer gelijkluidende beschuldigende opmerking: de betreffende geportretteerde dient geƫerd en nimmer vergeten te worden. De Pools gefictionaliseerde visie op Ricardo eindigt eveneens met een dergelijke oproep om deze man te eren. In niet mis te verstane bewoording wordt van Ricardo een held gemaakt.
āOp Curacao vond de onafhankelijkheidsbeweging ook haar eerste beschermheer, de rechtschapen en edele advocaat dr. don Mordechay Ricardo, die heden onbekend en vergeten is. Hij heeft BolĆvar en zijn kameraden onder zijn hoede genomen en in feite heeft hij de landen die later door zijn protĆ©gĆ© zijn bevrijd verplicht tot eeuwige dankbaarheid. Zijn stoffelijk overschot heeft het recht om vereerd te worden in het Nationale Pantheon, dat immers door āHet Vaderland aan zijn Grote Dienarenā is gewijd.ā
Heldhaftig
In de memoires en de novelle worden door De Pool daadkrachtige mensen van zijn eiland op een voetstuk gezet. CuraƧaoƫnaars als Brion en Piar zijn niet de eerste de beste en in de ogen van De Pool is Mordechay Ricardo dat evenmin: zij dienden de strijd voor een verzelfstandiging van de Spaanse koloniƫn.
De Pool had niet een zelfde mate van verzelfstandiging van de Nederlandse Antillen voor ogen. Daartoe ontbrak het zijns inziens op de eilanden in de jaren ā30 van de vorige eeuw aan een excellente elite zoals die van weleer.
Nederland was overigens geen voorbeeldig moederland. Het kon evenmin een gepaste herinnering aan illustere Antillianen levend houden. Waardering ontbrak er sowieso van die zijde. De Pool wachtte, zo weten we uit een interview met hem, jaren op een ridderorde voor het uitvoeren van inlichtingenwerk in Panama voor de Nederlandse regering. De koninklijke onderscheiding was hem toegezegd, maar bij zijn overlijden op 8 augustus 1947 wist hij zich nog steeds niet op deze wijze erkend.
John de Pool, Del CuraƧao que se va: pĆ”ginas arrancadas de El libro de mis Recuerdos, Santiago de Chile: Ercilla, 1935. De memoires verschenen in vertaling ā door onder anderen Cola Debrot - onder de titel āZo was CuraƧaoā als volledige jaargang IV van Antilliaanse Cahiers, 1960. Een tweede druk, vermeerderd met een register, verscheen in Amsterdam bij uitgeverij Emmering, 1985.
āEl primer chispazo del genioā verscheen in 1937 in het BoletĆn de la Sociedad Bolivariana de PĆ”nama. In 1943 verzorgde El Cojo in Caracas, Venezuela, een boekuitgave.
Bij de Walburg Pers, Zutphen, verscheen in 1988 een tweetalige editie; inleiding door L.W. Statius van Eps en E. Luckmann; vertaling uit het Spaans van L. Hoetink-Espinal.
Het interview met De Pool verscheen in La PrensaĀ op 4 september 1945; een Nederlandse vertaling ervan is te vinden in de Beurs- en Nieuwsberichten, 22 augustus 1992.