Sinds 1983 verschijnt het Nieuw Letterkundig Magazijn, het tijdschrift van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Het blad bevat literaire en historische bijdragen van een min of meer licht wetenschappelijk karakter, waarbij de nadruk ligt op de Nederlandse literatuur. Er verschijnt jaarlijks naast één papieren nummer ook een aantal digitale artikelen onder de vlag van het NLM.
 De jaargangen 1 t/m 33 zijn al gedigitaliseerd en op de DBNL terug te vinden. Om hier nog eens de aandacht op te vestigen duiken de redacteuren van het NLM om de paar weken in het rijke archief van het tijdschrift om er een bijzonder artikel uit te lichten. Dit keer kiest Rietje van Vliet het artikel ‘Een verjaardagsvers voor Cornelis van Hoogeveen, junior uit 1782’ dat Ronald Breugelmans (†2010), conservator westerse gedrukte werken van de UB Leiden, in 1992 schreef voor het NLM.
In de tweede helft van de achttiende eeuw gold Cornelis van Hoogeveen junior als gangmaker in het Leidse culturele leven. Zijn boekhandel was gevestigd in de Lange Pieterskerkchoorsteeg. Aanvankelijk een goed beklante winkel op een prima locatie, zeker voor studenten en geleerden die op weg waren van de Breestraat naar de universiteit aan het Rapenburg.
Net als veel andere Nederlandse burgers was Van Hoogeveen junior bevangen door een ware clubjesgeest. In besloten kring zochten vrienden en gelijkgezinden naar mogelijkheden om deugd en kennis te verwerven, en daarmee de samenleving naar een hogere tree van de menselijke beschaving te brengen. Deze ‘sociabiliteit’ leidde tot talloze gezelschappen, kringen, kamers, loges, sociëteiten en genootschappen. Ook in Leiden.
Onze Cees was lid van het toneelgezelschap Veniam pro Laude, beklom in hoog tempo de vrijmetselaarsladder van loge La Vertu en legde voorts de fundering van de timmerliedenloge Serenitatis Omen. In 1766 richtte hij met een paar vriendjes het taal- en dichtlievend genootschap Kunst wordt door Arbeid Verkreegen (KWDAV) op en bood zijn huis aan als onderkomen voor de leden. De grote vergaderzaal was er van 1770 tot 1780 gevestigd. Lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde was hij overigens niet: wilde hij niet of werd hij er niet toegelaten?
De populaire Cees mag dan wel initiator zijn geweest van vele culturele activiteiten, ook stond hij bekend als een intrigant die zichzelf geregeld op de voorgrond drong. Hij had na het overlijden van de plaatselijke courantier geprobeerd de weduwe de uitgeefrechten op de Leydse Courant te ontnemen. Pesten zat hem in het dna. Daar had met name de Leidse lector natuurlijke historie Johannes le Francq van Berkhey last van, die in diverse pamfletten in de tegenaanval ging en hem uitmaakte voor Apekees.
Ronald Breugelmans geeft naar aanleiding van een verjaardagsvers voor Van Hoogeveen junior, geschreven door zijn personeel in de zetterij en drukkerij, een korte biografie van de tambour maître van de Leidse culturele jetset. Wat Breugelmans nog niet wist was dat de vrouw van onze Cees in 1786 het Leidse Gerecht verzocht om haar man te doen opsluiten in het verbeterhuis. Cornelis van Hoogeveen junior was dusdanig aan de drank geraakt dat hij niet meer te handhaven was. Het was voor hem blijkbaar al te gezellig geworden binnen het Leidse genootschapsleven. Van zijn boekwinkel restte toen overigens nog maar heel weinig.
Lees hier het artikel ‘Een verjaardagsvers voor Cornelis van Hoogeveen, junior uit 1782’.