In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons. Dit is de honderd en eerste en tevens laatste aflevering uit deze reeks. U kunt alle voorgaande afleveringen nalezen via deze link.Â
Het veer
In de eerste aflevering van deze reeks, nu bijna een jaar geleden geplaatst, ging het over Der Tod in Venedig. Dankzij de net losgebarsten pandemie was de novelle van Thomas Manns plotseling actueel, net als de met succes gereanimeerde roman La peste van Albert Camus. Een trouwe lezer wees me al snel op Vestdijks verhaal Het veer (1933), dat met de twee genoemde voorbeelden een even fraai als onheilspellend trio vormt. Â Toevallig heb ik dat verhaal tegelijk met Camus en Mann leren kennen, in klas 3 van het Middelburgs gymnasium. Het veer was opgenomen in Gelood bestek, het handboek dat ons door de Nederlandse literatuur gidste. Het was mijn kennismaking met Vestdijk, en wat mij betreft nog altijd een van de absolute hoogtepunten in zijn wijdvertakte oeuvre.
In Het veer geeft Vestdijk het woord aan een man die ten tijde van de grote middeleeuwse pestepidemie door Europa zwerft, net achter een uitbraak aan of er net even voor. Een naam krijgt hij niet, profiel des te meer. Hij is groot en stoer, wordt woest wanneer men hem tergt, en houdt zich aan god noch gebod. Waar hij komt, wordt hij eerst vriendelijk bejegend, maar na de tweede nacht slaapt niemand meer, en na vier of vijf dagen moet hij de benen nemen, ‘met schoutdienaren, priesters en honden achter mij aan, beticht van de onmogelijkste misdrijven, van lang verjaarde diefstallen af tot het vaderschap toe van onechte kinderen, bijna zo oud als ik zelf.’ Men dicht hem het boze oog toe en houdt hem zelfs voor de duivel. Als geboren overlever en cynicus die alle onheil en ellende weglacht, heeft hij veel gemeen met Goethe’s Mefistofeles, der Geist der stets verneint. En met het personage van de dood zoals dat is neergezet in Ingmar Bergmans meesterlijke film Het zevende zegel, die net als Vestdijks verhaal in de middeleeuwen speelt, maar even goed iets zegt over de sombere jaren vijftig.
Het veer – het is niet zo maar een titel; het woord markeert vooral een grens. Het verhaal hoort bij de eerste fase van Vestdijks schrijverschap en bij mijn definitieve ontwaken als lezer. Vandaag bereik ik er een voorlopig eindpunt mee, maar ook een overkant. Met stok en zak sta ik weldra op de oever; een lange, onmetelijke weg strekt zich voor me uit.
Jaap Goedegebuure