Ze kijkt nog zorgelijker dan gewoonlijk. Eigenlijk heeft ze er zich al bij neergelegd, voor haar zal er geen plaats zijn. Maar als Femke Halsema zich bij de ingang meldt, schuift de engel van dienst een stapel dossiers in de vuilcontainer, wijst glunderend naar een post-it briefje met de woorden ‘Lale Gül’ en heet haar welkom. De volgende kandidaat nadert al, met zeer zelfverzekerde tred. Ze heeft een tas vol mappen, M.G.W. staat erop, Mijn Goede Werken. Maar wat is dat? De engel keurt de tas geen blik waardig, hij tikt op net zo’n geel briefje, dezelfde naam erop. ‘Hier scheiden onze wegen, mevrouw Kaag,’ zegt de engel. Of is het toch een duivel? En die grijns waarmee hij haar nakijkt terwijl ze de diepte in suist, lijkt wel de grijns van gemene Geert.
Lale Gül (1997) als maatstaf voor het laatste oordeel. Ze verdeelt sinds haar Ik ga leven Nederland en de Nederlandse politiek. De scheur wordt nog groter door het pas verschenen Ik ben vrij. Een geweldig en gruwelijk boek. Geraffineerd in elkaar gezet: door de keuze voor de dialoogvorm, vaak gesprekken met haar psycholoog maar ook met échte tegenstemmen, krijg je een genuanceerd geheel in plaats van een eenzijdige jammerklacht dan wel aanklacht.
Voor afwisseling zorgt een onopgesmukt soort poëzie, of eigenlijk is het ‘rap’. Lale Gül laat zelfs haar kwelgeesten rappen: ‘wij hebben het al zo moeilijk en zo zwaar/ met Wilders hier en racisme daar […] Waarom moet jij dat verergeren/ door op te komen voor/ bandeloze vrouwen/ en die ene homo/ die niet zichzelf kan zijn/ ja wij houden hem graag klein […] want dit is ons geloof!/ en daar mag jij niet over praten/ en anders houden we je altijd in de gaten’.
Ik ben vrij valt niet alleen op door de inhoud, maar ook door de heldere stijl, die altijd op helder denken wijst. Juist dat heldere denken heeft haar in de problemen gebracht. Of nee, ik zeg het verkeerd, de reden is de botsing met de troebele redeneringen van anderen. Die konden niet verdragen dat Lale Gül haar lot zo scherp zag: een pienter gymnasiummeisje dat door haar achtergrond was gedoemd een domme sloof te worden. Ze had de ongelooflijke moed in opstand te komen en de nog ongelooflijker moed dat vol te houden toen de gevolgen duidelijk werden.
Haar eerste redder, nadat ze het ouderlijk huis had moeten ontvluchten, was burgemeester Halsema die geen seconde dacht aan ideologie, maar alleen besefte: hier is iemand in nood. Er waren meer politici die steun gaven en betuigden, onder meer Dilan Yeşilgöz, Lilian Marijnissen, Khadija Arib en Geert Wilders. Anderen lieten haar vallen, Sigrid Kaag voorop, ‘in die tijd nog hét gezicht van feministisch en progressief Nederland,’ zoals Lale Gül niet zonder boosaardigheid opmerkt. Eenvoudig omdat de schrijfster van Ik ga leven niet in Kaags wereldbeeld paste, een wereldbeeld dat ondanks alle verheven praatjes neerkomt op: ‘In je hok blijven jij, moslimmeisje.’
De strijd van Lale Gül is nog lang niet gestreden. Ze weet: er is slechts één gek nodig. Dagelijks stuit ze nog op afwijzing. Een uitnodiging wordt ingetrokken met een verwijzing naar ‘Gaza’ en ‘all the humiliation that me and my people have been through for being Muslims’. Zo zielig! Met zulke gelovigen wordt het heel, heel druk richting hel.