Op 10 september 1669 stuurde Constantijn Huygens Anna Maria van Schurman het gedicht: ’Aen sommige predikers’. Hij had het twee dagen eerder vergeten in zijn brief te sluiten. Bij deze brief had Huygens ook portretten meegestuurd, o.a. van zichzelf en van zijn dochter Susanna. Het zou zijn laatste brief aan Anna Maria zijn.
Anna zou het postpakket aan Constantijn terugsturen met de boodschap dat zij dat soort frivole genoegens enkele jaren geleden al vaarwel had gezegd. Ze schreef: "Een ander soort schilderkunst staat me voor de geest, indien ik tenminste een pen op papier kreeg, wat ik al enige keren tevergeefs heb geprobeerd: die waarmee ik de hemelse beeltenis of de voorbeeldige, goddelijke kwaliteiten van onze allerhoogste en allermooiste Koning en Redder, Jezus, zeker in mijn hart op een of andere manier kan navolgen en uitdrukken".
Wat was er gebeurd? Ondanks de kritiek van haar geleerde vrienden had Anna Maria zich in die tijd bij de geloofsgemeenschap van de Geneefse prediker Jean de Labadie aangesloten. De Labadisten streefden naar een zuiver leven vanuit het geloof in Jezus Christus en distantiëring van de ongelovigen en ’naam-christenen’ om besmetting te voorkomen. Anna Maria zou met hen in 1670 naar Duitsland vertrekken en zich vijf jaar later met het ’huisgezin’ van Labadie naar Walta-state in het Friese Wieuwerd vestigen, waar zij in 1678 overleed.
Vóór haar aansluiting bij de Labadisten had de multi-getalenteerde Anna Maria een grote reputatie opgebouwd als geleerde, dichteres en kunstenares. Haar Latijnse gedicht waarin ze een pleidooi hield voor het recht van de christelijke vrouw op studie leidde ertoe dat zij in contact stond met geleerde vrouwen uit heel Europa. Maar ook haar andere werken leidden tot internationale faam.
Constantijn had Anna leren kennen via de predikant en schrijver Caspar van Baerle. Zij zouden achtentwintig brieven met elkaar uitwisselen. Hij schreef er haar achttien, zij hem tien. Ook schreven zij gedichten voor elkaar: Huygens dertig, Anna zeven. Het was dus vooral Huygens die het initiatief nam om bij Anna onder de aandacht te komen. (Zie over deze vriendschap bijvoorbeeld het artikel van Katlijne van der Stighelen.)
Deze correspondentie, in het Latijn gevoerd, is te raadplegen in de database met de brieven van Constantijn Huygens. De brieven zijn nu veel toegankelijker omdat Jeanine de Landtsheer (KU Leuven) van vrijwel iedere brief een transcriptie en vertaling in het Nederlands heeft vervaardigd die aan de brieven is toegevoegd.
Zoals gezegd hebben Huygens en Anna na 1669 geen contact meer gehad. Wel probeerde hij haar in 1670 nog terug te winnen voor het rechte geloof met een (uit het Latijn vertaalde) ’Heusche vermaaning aan de Doorlugtige en Wel-Edele Juff. Anna Maria van Schurman om haar selven te kennen, en af te wijken van Jean de Labadie’, dat hieronder bij de afbeeldingen volledig te lezen is. (Zie ook W.P.C. Knuttel. Catalogus van de pamfletten-verzameling berustende in de Koninklijke Bibliotheek. 2,2. 1668-1688. ’s-Gravenhage 1895, p. 42, nr. 9858-9859). Met daarin regels als:
Ai my! wat is dit? Vrindin, waarom verlaat gy spoedig
uwe oude woonplaets, voor een onbekende grond?
Waar heen? Wat deed men u? wat spook heeft u verdreven?
Wat schrik is ’t, die u soo van ons verjaagen kan?