Liesje Schreuders (Amsterdam, 1979) studeerde cum laude af in de literatuurwetenschap met een doctoraalscriptie over de representatie van het Italiaanse karakter in het werk van Louis Couperus en Henry James. Ze publiceerde twee romans en in 2020 verscheen de bundel 'Onder deze wereld. Modernismen'. Schreuders is een van de vaste columnisten op deze website.
de columns van Liesje Schreuders:
recente columns:
gepubliceerd op 29 juli 2020
Te vuur 1. Over zoogdieren en tractors

“Temidden van de algemene achting te leven, zij het dan ook slechts de achting van de werkende klasse, is als zich koesteren in weldadige, milde zonneschijn.” (Charlotte Brontë, Jane Eyre, vert. M. Foeken-Visser, 1946)

Op de basisschool leerde ik over “de natuur”. Landschappen, flora en fauna van Nederland. Planten, dieren, velden, beestjes. Illustraties van een park: “het park”. Van een bos: “het bos”. Van duinen: “de duinen.”

Huiswerk: maak een tekening van iets uit de natuur. Iets wat dichtbij staat, iets uit jouw buurt.

Wat moest dat zijn? Ik kauwde op mijn potlood. Ik woonde midden in de stad. Wat zou ik tekenen? Een iep aan de gracht? Een vogel in het Vondelpark? Onze kat?

“Mamma, wat is de dichtstbijzijnde natuur in de buurt?”

Mijn moeder boog zich over mijn tekening. Ze hield een theedoek en een bordje in haar handen. Ze droogde nadenkend af.

“Nou?”

“Wat denk je zelf?”

“De bomen aan de gracht? Of het water? Of een wolk?”

“Wat is nou de dichtstbijzijnde natuur?”

Ja, wat?

Mijn moeder liep naar de keuken om het bordje weg te zetten. Ze kwam terug om me te helpen. “Weet je het al?”

“De kat.”

“Nee.” Mijn moeder legde haar handen op haar borst, in pathetische overgave: “De dichtstbijzijnde natuur, dat ben je zelf.”

“Ik, zelf?”

Ze liet haar armen relativerend weer hangen. “Ja, natuurlijk. Je komt echt niet uit een fabriek of zo.”

Nee, tegen die tijd wist ik wel zo ongeveer waar ik vandaan kwam. Maar ik kon toch moeilijk een tekening van mezelf maken. We hadden dat al gedaan bij het thema “het menselijk lichaam”.

“Laat maar,” zei ik, “ik maak wel een huis.”

Ik tekende een huis. De meester vond het niet goed: een huis is geen natuur. Dat snapte ik toch wel? De tekening van het huis mocht ik pas inleveren bij het thema “mijn huis”. Nu moest ik snel iets anders bedenken, terwijl de andere kinderen hun werkboekjes al opruimden. Ik tekende een akker met een tractor. De tractor gumde ik bij nader inzien weer uit, die was niet geschikt voor ‘de natuur’. Maar op de akker groeiden plantjes (verticale streepjes op een horizontale streep) en vooruit dan maar, zuchtte de meester. Hij was er klaar mee. Ging liever voetballen met de klas, de meisjes tegen de jongens.

Wat was nu mijn les? Dat de mens deel is van de natuur. Je bent een zoogdier, juffrouw Laps. We worden geboren, niet gemaakt. We leven en sterven, we zijn ziek en gezond. We eten en worden gegeten, we zijn biologisch afbreekbaar, consument en consumeerbaar. We vallen onder dezelfde machtige abstractie van het materiële als de dieren en de planten; alle dieren, alle planten. En verder alle schimmels, bacteriën, de lieve kleine eencellige wezentjes, de coole, kwarkachtige eiwitstructuren en de boze, brute dna-mutaties.

Ook hebben we een verstand dat ons in staat stelt dieren en planten et cetera aan ons te onderwerpen en ze te gebruiken in ons voordeel. Dat verstand is deel van ons, is ons, als het ware, door de natuur gegeven. (Hier twijfelde ik even: was het de natuur die me mijn verstand had gegeven? Of was het mijn moeder?)

Maar zodra het verstand zich mengt, in wat de natuur uit zichzelf heeft voortgebracht – zodra het verstand aan het bouwen slaat, aan het ingrijpen en veranderen, aan het fantaseren en transcenderen – wordt natuur cultuur en dan is het niet meer van zichzelf, dan is het van ons, van de mens die het bouwsel heeft gebouwd.

Maar ook de mens is niet meer van zichzelf. De mens vervreemdt van zichzelf. De mens wordt een god, een gek, een beest, een hoger bewustzijn (alles tegelijk).

Fabriek, A.I. en kapitalisme staan dus even ver af van het redelijke midden als god en geloof en religie, al lijken ze elkaars tegenpolen.

Dit leerde ik, maar niet echt. Niet op school. Op school leerde ik aardrijkskunde en geschiedenis, lapjes naaien en potten bakken, over het Warschaupact en de monetaire unie, over de koloniale oorlog in Indonesië – niet veel, en nog onder een andere naam – en over Couperus, Multatuli en de oude Grieken.

Waarom werd juffrouw Laps zo boos toen ze een zoogdier werd genoemd? Dat leerde ik eigenlijk nooit. Was Laps het er niet mee eens? Vond ze het belachelijk? Vond ze het vreemd?

Imme Dros legt het uit in een lezing uit 2005: “Ten eerste is dier op te vatten als een belediging en ten tweede moet zogen voor de ongeletterde, ongetrouwde, preutse en op burgermansfatsoen gestelde juffrouw Laps iets onzedelijks hebben betekend.”

Een dubbele belediging dus, die vooral in het Nederlands grappig overkomt, à la Kapitein Haddock: “Aapmens! Borstelfabriek! Ectoplasma’s op wieltjes!” want: “Wat mensen uit taal en tekst halen hangt, behalve van hun idee van betamelijkheid en hun gevoel voor humor, af van hun woordenschat,” zegt Dros.

De belediging aan Laps houdt dus een vernedering in. Je bent minderwaardig, onderworpen aan de mens maar ook, als mens, aan de natuur. Je bent te herleiden tot je dierlijke, op seks en voortplanting gerichte functie en daarmee niet anders of beter dan een oester.

Maar je denkt dat je uniek bent, dat seks verboden is omdat er een god bestaat. Dat jijzelf een god bent. (Of een godin.)

Laps repliceert filosofisch, met zoiets van: nou, dan ben jij, Stoffel, ook een zoogdier en als je mij definieert door mijn herhaalbaarheid, mijn categoriseerbaarheid, mijn staat van levend-zijn binnen de beperkingen van ruimte en tijd, dan ben jij, nog erger… dan ben jij dood – een… “keronje”.
En hoewel iedereen altijd de naam van de andere “juffrouwen” op moet zoeken (ik kende ze ten minste niet meer: Mabbel en Krummel en Zipperman, de jongen Stotter en Trui, Sientje en Mientje), is juffrouw Laps in de Nederlandse literatuur iconisch geworden als juffrouw Laps. Precies zoals ze wilde.