Begin juli verscheen het eerste nummer van het Open Access tijdschrift Early Modern Low Countries. Dat betekent feest – niet alleen voor onze EMLC-redactie, maar ook voor de Maatschappij der Nederlandse letterkunde. EMLC is immers voortgekomen uit haar werkgroepen De Zeventiende Eeuw en De Achttiende Eeuw, en geeft de beide werkgroeptijdschriften een doorstart.
Het is weliswaar niet de eerste keer in de geschiedenis dat uit de werkgroepen van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde een tijdschrift wordt opgericht, maar toch is de lancering van dit tijdschrift om verschillende redenen een unieke gebeurtenis. Allereerst is het de eerste keer dat twee werkgroepen samen een tijdschrift runnen. Bovendien is gekozen voor het Engels in plaats van het Nederlands als voertaal (ook al zijn Nederlandse bijdragen niet uitgesloten). Bezien vanuit de doelstellingen van de Maatschappij is die taalkeuze niet vanzelfsprekend. Ook in de wereld buiten de Maatschappij is de oprukkende rol van het Engels in de universiteiten momenteel onderwerp van hevige discussie: ongeveer gelijktijdig met het eerste issue van EMLC verscheen het KNAW-rapport Taalkeuze met beleid in het Nederlands hoger onderwijs.
Is EMLC rebels en revolutionair? Eerder heeft EMLC de rol die werkgroepen en hun tijdschriften van oudsher al vervullen in de Maatschappij: ze volgen en stimuleren nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en wakkeren samenwerking over de grens aan. Zo werd de werkgroep De Achttiende Eeuw bijna vijftig jaar geleden (op 12 oktober 1968) opgericht  uit een behoefte aan ‘interdisciplinair kontakt’ in een georganiseerde vorm die in andere landen al zo succesvol was geïmplementeerd. De werkgroep stelde zich tot doel de achttiende-eeuwse cultuur en cultuurgeschiedenis te bestuderen ‘in zo breed mogelijke zin’ en met aandacht voor ‘de comparatistische aspecten’, waarbij zowel vergelijkingen over disciplines als over land- en taalgebieden heen beoogd werden (p. 2). De aanwezigen besloten een documentatieblad in het leven te roepen met informatie over aanstaande activiteiten en publicaties-in-voorbereiding (pas later werd dit een tijdschrift gevuld met wetenschappelijke artikelen), en planden een jaarlijks symposium. Het thema voor het eerste symposium werd bijzondere breed gedefinieerd: ‘De bestudering van de 18e eeuw’ (p. 3). De notulen sommen vele genoemde deelthema’s op: satire, piëtisme, Frans-Nederlandse betrekkingen, popularisering wetenschap, Verlichting; ‘de bronnen; de methodologie; tekstuitgaven; periodisering; de intermediaire functie van Nederland’ (p. 3). Er was, zo blijkt, grote behoefte aan een aftrap die de breedheid en dynamiek zou tonen van het state of the art interdiscipinaire onderzoek naar de achttiende eeuw.
De werkgroep De Zeventiende Eeuw ontstond in 1985, toen de Maatschappij inmiddels ook al een werkgroep De Negentiende Eeuw en Indische Letteren kende. Ook nu werd een nieuwe werkgroep opgericht met het doel om interdisciplinaire samenwerking te stimuleren: ‘de eigen vakbeoefening ondergaat een verrijking wanneer daarbij zowel inhoudelijk als methodisch voeling met andere disciplines wordt gehouden’ (zie Van de redactie). Er werd zelfs besloten in het nieuwe tijdschrift de vaste rubriek ‘Interdisciplinair nieuws’ op te nemen – een label dat ik overigens niet terug kan vinden in de jaargangen zelf.
Evenals De Achttiende Eeuw besloot ook De Zeventiende Eeuw om de lancering niet te koppelen aan een specifiek onderzoeksthema, maar juist de brede interdisciplinariteit en methodische vernieuwingen te belichten. Het eerste congres vond plaats onder de noemer ‘Specialisatie en integratie: de zeventiende eeuw in samenhang beschouwd’, terwijl in het eerste nummer van het tijdschrift ernaar werd gestreefd ‘zo veel mogelijk de diversiteit aan disciplines tot uitdrukking te laten komen’. Het programmatische openingsartikel van werkgroepvoorzitter Eddy Grootes bespreekt zeventiende-eeuwse literatuur als een historische bron, die ook voor onderzoekers buiten de letterkunde waardevolle informatie op kan leveren. Het was, halverwege de jaren tachtig, een belangrijk nieuw geluid van toonaangevende neerlandici, waaronder behalve Grootes bijvoorbeeld ook DZE-secretaris Riet Schenkeveld-van der Dussen en DZE-redactiesecretaris Marijke Spies. De Zeventiende Eeuw speelde zo een belangrijke rol in het uitdragen van een frisse cultuurhistorische onderzoeksagenda.
Anno 2017 krijgen de gewaardeerde tijdschriften van de beide werkgroepen een doorstart via EMLC (terwijl zij daarnaast allebei in de vorm van een jaarboek blijven voortbestaan). En dat is niets nieuws onder de zon: wederom speelt EMLC in op actuele wetenschappelijke behoeftes en uitdagingen. Die zijn voor een deel veranderd: het huidige wetenschappelijke veld vraagt om een digitale open access vorm, internationale discussies in het Engels, en een geïntegreerde behandeling van de lange vroegmoderne tijd (een vergelijkbare ontwikkeling zien we in het Maatschappij-tijdschrift De Moderne Tijd). Maar er is ook nog veel hetzelfde als toen: interdisciplinariteit en comparatief onderzoek blijven de aantrekkelijke labels, en een breed opgezet eerste nummer heeft tot doel de missie van het tijdschrift voor het voetlicht te brengen. EMLC wil een frisse en brede blik bieden op de kunst, cultuur, politiek en religie van de zestiende tot en met de achttiende eeuw. Daarom gaan de artikelen in het eerste nummers over zowel zestiende-eeuwse rederijkers als zeventiende-eeuwse geleerden, en over politieke vraagstukken uit zowel de zeventiende als de achttiende eeuw. EMLC besteedt aandacht aan zowel Noord als Zuid, en beoogt internationale confrontaties: zie de vergelijking tussen Engelse en Nederlandse actrices op het toneel en het artikel over de doorwerking van Hume’s gedachtegoed in de Republiek. EMLC stimuleert spannende methodische vernieuwingen van opkomende generaties wetenschappers – denk bijvoorbeeld aan het onderzoek naar receptenboeken voor kunstenaars. Bogend op een de rijke traditie van Maatschappij-tijdschriften en -werkgroepen, kijkt EMLC vooruit naar de toekomst.