Aart G. Broek (1954), werkte langdurig op Curaçao en promoveerde op een onderzoek naar de propagandapraktijk van de rooms-katholieke missie op de Benedenwindse eilanden. Broek is auteur van onder meer 'De kleur van mijn eiland; ideologie en schrijven in het Papiaments' (2006), 'Geboeid door macht en onmacht; De geschiedenis van de politie op de Nederlands-Caribische eilanden' (2011) en 'Dwarsliggers; Tegenspraak onder schaamteloos leiderschap' (2013). Onlangs verscheen 'Medardo de Marchena. Staatsgevaarlijk in koloniaal Curaçao' (2021).
de columns van Aart G. Broek:
recente columns:
gepubliceerd op 26 april 2019
Hoog tijd voor een Verzameld Werk van Medardo de Marchena

Medardo de Marchena (Curaçao, 1899 – Bonaire, 1968) schreef een van de populairste Papiamentstalige liederen: ‘Esta dushi’ [Verrukkelijk]. We danken het lied aan zijn verblijf in een interneringskamp op Bonaire gedurende de Tweede Wereldoorlog. Het lied verbeeldt de ontsnapping aan het kamp om achter een begeerlijke Bonairiaanse vrouw aan te gaan.

Gezien de essays en artikelen die hij had geschreven, werd hij beschouwd als een gevaar voor de maatschappelijke rust in oorlogstijd. Vooral in zijn pamflet ‘Ignorancia o Educando un pueblo’ [Onwetendheid of Een volk onderrichten], uit 1929, had De Marchena fel uitgehaald naar vermeende uitbuiters van het Curaçaose volk (waarover hierna meer).

De Marchenas geschriften zijn nog niet uitputtend in beeld gebracht en ook niet zo gemakkelijk te bemachtigen.  Een verzameling van zijn teksten verscheen nooit in boekvorm. Wat heeft hij eigenlijk aan kritische vertogen gepubliceerd? Het is sowieso speuren naar exemplaren van zijn pamfletten in bibliotheken. Op Curaçao koestert de S.A.L. ‘Mongui’ Maduro bibliotheek teksten van De Marchena, waaronder het genoemde pamflet en het schotschrift  ‘Muher i bida moderna’ [De vrouw en het moderne leven] (1934). Alleen in de Universiteit van Leiden blijken de jaargangen bewaard van het periodiek de Onpartijdige, waarvan De Marchena een medewerker en enige tijd ook mederedacteur was.

DEBATTEREN

Op 3 september 1932 verscheen het eerste nummer van de Onpartijdige. De uitgave had het voorkomen van een krant, bedoelde iedere veertien dagen te verschijnen en was het ‘officieel orgaan’ van de debatteerclub Jong Curaçao. Deze vereniging was enkele maanden eerder opgericht en kwam bijeen in het gebouw aan de Curaçaostraat 50 in Otrobanda.

Een generatie jonge mannen trachtte de vele ontwikkelingen die er internationaal plaatsvonden te wegen voor de eilandelijke samenleving en boog zich met grote regelmaat over uiteenlopende aangelegenheden. Een divers gezelschap – hoewel zonder vrouwen (!) – kwam bijeen in levende lijve en in hun krant. Het waren evenzovele inspanningen om de eigen geest te scherpen, van elkaar te leren en uiteindelijk naar verworven inzichten te handelen. ‘Mas educacion ta aconseja, leza mas, studia mas i no perde chens di sinja nada ku bo por,’ zo eindigde een van de lezingen: onderwijs is cruciaal, meer lezen, meer studeren en iedere kans grijpen om te studeren (uit een voordracht van De Marchena in nr. 10 van de eerste jaargang, 4 januari 1933). De Onpartijdige publiceerde vooral Nederlands- en Papiamentstalige bijdragen, maar ook treffen we enkele teksten in het Engels en Spaans.

EIGENBELANG

In zijn werk hamert De Marchena op de noodzaak buiten de begrenzing van het eiland te kijken. Niets hoeft voor vanzelfsprekend te worden aangenomen, alles is het waard om nader onderzocht te worden. Verandering ligt binnen de mogelijkheden. De Marchena komt onvermijdelijk machten tegen, die dit grenzeloos exploreren niet zonder meer op prijs stellen: het Nederlands koloniale bestuur, de rooms-katholieke missie en ook het internationale bedrijfsleven vertegenwoordigd door de enorme eilandelijke raffinaderij. Geen wist, zo meende De Marchena, primair het welzijn van de eilandelijke samenleving voorop te stellen. Elk handelde exclusief in het belang van het koloniale moederland, de kerk en het kapitaal.

Zo kon De Marchena weinig begrip opbrengen voor de uitbouw van het politiewezen tot het Korps Militaire Politie (KMP) en de benoeming van een militair, B.W.Th. van der Slobbe, als gouverneur. Het KMP en die gezagsdrager bedoelden niet het volk te dienen, maar het koloniale regime in het zadel te houden. Deze ‘militarisering’ van de samenleving druiste ook in tegen De Marchenas pacifistische gevoelens.

Niet minder machtig en dikwijls evenzo moeilijk te bevechten waren de verstarde waarden en normen in de samenleving. Hiertoe behoorden heren- en slavengedragspatronen, alsook de ondergeschikte positie van vrouwen. Hierbij kritiseerde De Marchena scherp de ongelijkheid voor de wet, de wijdverspreide prostitutie en het misbruik dat van dienstbodes en winkelbediendes kon worden gemaakt. Niet alleen het slechte onderwijs dat meisjes meestal kregen, zorgde voor wantoestanden. In het algemeen gold zijns inziens, dat er op het eiland niets groots werd verricht, omdat de vrouwen praktisch werden verwaarloosd (‘considera si awe nos no a logra haci nada grandi pa nos patria ta pasobra nos ta descuida muher’; in nr. 27 van de tweede jaargang, 13 september 1933).

MAN EN PAARD

Niet minder kwaad maakte De Marchena zich over de weinig kritische opstelling van de Afro-Curaçaose bevolking naar vormen van discriminatie op grond van huidkleur en naar wanbeleid in arbeidsverhoudingen. Een zekere lethargie leek mensen aanhoudend te ondermijnen.  Actie was vereist.

Zo dienden arbeiders zich te organiseren onder leiderschap dat geen ander belang kende dan dat van de arbeiders: ‘Awor (trahadornan jiu di Corsow) tin cu trata na forma nan propio Arbeidsvereniging i scohe pa nan leaders (…) hombernan legal i husto cu por haci tur nan esfuerzo sin ningun clase di interes’; in nr. 29 van de tweede jaargang, 11 oktober 1933). De Marchena scheerde overigens niet alle bedrijven over een kam. Hij prees de wijzen waarop E. Henriquez & Co en S.E.L. Maduro & sons met hun personeel omgingen gedurende de crisis die ook op het eiland voelbaar was na de beurscrash van 1929.  Deze bedrijven vervingen hun werknemers niet door goedkopere krachten van buiten het eiland en bleven het loon betalen van voor de crisis.

De Marchena aarzelde niet om man en paard te noemen. Dat kwam hem uiteindelijk toch duur te staan: door internering op Bonaire werd hem de mond gesnoerd.  Toch was De Marchena niet de enige die met verve onderwerpen van algemeen maatschappelijk belang ter discussie stelde. De oprichting van de debatteerclub Jong Curaçao en de uitgave van de Onpartijdige wijzen hier al op. Ook Papiamentstalige romanschrijvers als Willem E. Kroon en Manuel Fray haalden in die jaren uit naar discriminatie, bevoordeling van buitenlandse arbeiders en de veronderstelde lethargie onder de Afro-Curaçaose bevolking.

De Marchena was dus niet per se een einzelgänger, maar de mogelijkheden voor aanhoudende discussie onder een substantieel aantal deelnemers waren beperkt op het eiland. De Onpartijdige sneuvelde toen de derde jaargang net was ingezet. Op 23 november 1934 verscheen nummer 44 ter afsluiting. Er waren geen financiële perikelen, zo benadrukte de redactie. Het grootste probleem was het aantal bijdragen: dat was ontoereikend om iedere veertien dagen te verschijnen. Aan de inzet van De Marchena zal het niet hebben gelegen.

Uitgebreider over De Marchenas internering in mijn bijdrage aan Nieuw Letterkundig Magazijn, jrg. Xxxv, nr. 1 (mei 2017) en in de beschouwing ‘Met schorpioenen geselen’ aan mijn bundel Schaamrood (Haarlem, 2017). Voor het samenstellen van het verzameld werk van De Marchena tot een boekuitgave moeten in principe al zijn teksten achterhaald worden. Niet alles is bewaard in bibliotheken en archieven, maar mogelijk bieden privécollecties uitkomst; voor contact, mail agbroek@planet.nlÂ