Op 29 september 1998 ging Elis Juliana een overeenkomst aan voor de uitgave van Awe t’awe: het is me ‘t dagje wel! Hij tekende voor de eerste Papiamentstalige dagkalender. Het werd een overrompelend succes. Vijftienhonderd exemplaren werden er in enkele weken tijds verkocht op Curaçao (met een bevolking van hooguit honderdvijftig duizend mensen). Vlak na Elis’ verjaardag, op 8 augustus, kreeg ik deze uitdaging als uitgever/redacteur – toentertijd woonachtig op het eiland - in de schoot geworpen. Een herinnering aan de op zijn geboorte-eiland Curaçao populaire auteur van gedichten en verhalen én beeldend kunstenaar, die in 2013 overleed.
VIJFHONDERD
‘Mijn volk leest niet,’ verzuchtte Elis Juliana en hij schreef verder. ‘Mijn volk leest niet, weet je. Maar het is wel dol op praten. Het houdt van filosoferen. Leg ze een gedachte voor en ze kunnen er uitgebreid over nadenken en met elkaar de voors en tegens afwegen. Daar zijn mijn haiku’s voor. Kleine gedichtjes. Drie regeltjes. Een vast aantal lettergrepen per regel. Antilliaanse haiku’s. Haiku’s met een heel lichte moraal. Even over nadenken. Even bij stilstaan. Een duwtje in de rug. Een handreiking. Een luchtige vingerwijzing.’
Elis Juliana schreef verder. Het bleken uiteindelijk vijfhonderd haiku’s te zijn geworden! Vijfhonderd! Ik dacht eraan dat ‘mijn volk’ niet leest. Die haiku’s meende ik niet in een boek onder te hoeven brengen. Dan worden er vijftig exemplaren weggegeven. Honderdvijftig exemplaren worden er verkocht. De rest van de oplage blijft achter in het washok. Prooi van de drie k’s: klimaat, kakkerlakken en komehèn (witte mier). ‘Mijn volk leest niet.’ In ieder geval geen boeken. En dan vijfhonderd haiku’s!
Hoe brengen we de haiku’s aan de man? Een uitdaging! Het jaar biedt uitkomst. Dat heeft in ieder geval driehonderdvijfenzestig dagen. Iedere dag een haiku: we zouden de beste uit de vijfhonderd kiezen. Dat is voor een iedere lezer te behappen en sluit goed aan bij het verlangen te filosoferen. Iedere dag een haiku: een scheurkalender. Per dag een vel. Per dag een haiku.
En natuurlijk een illustratie van Elis Juliana zelf. Liefst 365 tekeningen. Dat was even slikken voor Elis. Hij heeft een zeer vaardige hand en zijn tekeningen zijn zeer geliefd. Desalniettemin is het aantal van driehonderdvijfenzestig tekeningen toch wel wat veel. Elis werd geboren in 1927 en was op 8 augustus 1998 net 71 geworden. Ik begreep het en toonde sympathie. We zuchtten. We zuchtten nog een keer. Juliana begreep het: een tekening voor iedere dag: gotas: druppels: zweetdruppels? tranen? Ook nog te voorzien van een titel.
DRIEHONDERDVIJFENZESTIG
Iedere dag een haiku van Juliana. Iedere dag een tekening van Juliana. En daarna weer de harde werkelijkheid: hoe we het ook draaiden of keerden, het publiek bleef beperkt. Dat is de grote hindernis voor iedere vaardige jongleur met een Papiamentstalige pen. Vertalingen erbij dus. Driehonderdvijfenzestig haiku’s in het Papiaments en dan de Nederlandse prozavertaling erbij. Ook op die velletjes. Moet kunnen. Nog een uitdaging.
‘Dat is wat voor Lucille,’ opperde Elis. Ik naar Lucille Berry-Haseth. Zij zuchtte. Wij zuchtten. Het was inderdaad iets voor Lucille. Het potentiële publiek verdubbelde zich - in ieder geval in onze gedachten – door de Nederlandse vertaling bij de driehonderdvijfenzestig haiku’s van Elis.
AANPAKKEN
Idealistisch als zij is, sprak Lucille gedecideerd zich zelf en mij toe: ‘Dat kregen we voor elkaar. Aan de slag.’ Dat werd flink aanpakken voor ieder van ons. In de opvolgende zes weken maakten we een keuze van 365 haiku’s. Juliana maakte er kleine beeldende tekeningen bij in druppels gegoten: 365 verschillende druppels (gota). Met 365 titels. Lucille Berry-Haseth en ik vertaalden de haiku’s: 365 prozavertalingen. Elis kwam met een titel voor de uitgave: Awe t’awe: ’t Is me het dagje wel. Als uitgever zorgde ik ervoor dat de tekeningen werden gescand, de lay-out werd verzorgd en er een omslagontwerp kwam. Voor dat ontwerp hadden we een foto van Elis Juliana nodig. De fotograaf Henk Looman maakte een beeldende foto van onze expressieve man. Vervolgens verhuisden de digitale files – toen nog per zipdisk – naar de drukkerij op het eiland voor verdere bewerking tot dagkalender: un haiku i un gota pa dia.
Het was oktober 1998 geworden. Ons lot lag in de handen van Chris Quast en zijn medewerkers van de drukkerij. Hij garandeerde dat vijf weken later, in de tweede week van november, de dagkalender er zou zijn. Het formaat: 15,5 x 12 cm. Mijn vertrouwen in de goede afloop was groot en zodoende tekenden Elis en ik op 29 september de overeenkomst die de uitgave van Awe t’awe garandeerde. In de overeenkomst wordt de oplage gepreciseerd: 1.500 exemplaren.
BAN TOPA ELIS
Voor de promotie schoof Lusette Verboom aan. Zij organiseerde in haar galerie Kas de Alma Blou de mogelijkheid om Elis te ontmoeten: ban topa Elis, op zondagochtend 22 november 1998. Voor de gelegenheid deed Lusette nog meer: ze liet van twaalf tekeningen zeefdrukken maken, elk in een oplage van vijftig, gesigneerd door Elis. De ‘ban topa’ trok vele honderden mensen die ieder een of meerdere exemplaren van de ‘kalender’ wensten en door de auteur lieten signeren.
Die ochtend zou de toenmalige gouverneur mr. Jaime Saleh, het eerste exemplaar in ontvangst nemen. Geïnteresseerd als hij zich steevast toonde in cultuuruitingen, had Saleh hiermee direct ingestemd. De belangstelling voor Elis’ werk was echter zo groot, dat er eerder sprake was van het ‘laatste’ exemplaar, dat hem door Juliana werd overhandigd.
Een glorieuze ochtend voor de auteur en beeldend kunstenaar. Nog voor het jaar 1999 begon was de oplage verkocht. We wisten er echter geen traditie van te maken. Een jaarlijks terugkerend festijn werd het niet. Elis Juliana’s Awe t’awe bleef de enige Papiamentstalige dagkalender tot Lusette Verboom het initiatief oppakte om voor 2019 weer een dagkalender uit te geven met haiku’s uit de nalatenschap van Elis Juliana. De tekeningen kwamen grotendeels van de leerlingen van de school die naar Juliana werd vernoemd.
NOOT
Vanuit ons bureau Carilexis nv, gevestigd op Curaçao, verzorgden we in de jaren 1997 – 2001 niet alleen Juliana’s dagkalender, maar eveneens werk van onder anderen Jopi Hart, Edward Heerenveen, Gibi Bacilio, Joes Wanders, Ornelio (Kees) Martina en Marie-Céline Hendrikse. Archivalia inzake de uitgaven zijn ondergebracht in de bibliotheek van de Universiteit Leiden, speciale collecties nr. DH 1547.
Van Elis Juliana publiceerde uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem, twee Nederlandstalige uitgaven, te weten de door Fred de Haas samengestelde en vertaalde verzameling gedichten Hé patu / Waggeleend (2011) en de door Margarita Molina en Fred de Haas bezorgde verzameling Blijf nog wat; Liefdespoëzie (2019).