Stel je schrijft een roman waarvan je hoopt dat het een klassieker zal worden. Welke naam geef je je hoofdpersonage? Na het volkrabbelen van een half blocnote met honderden namen, allemaal doorgestreept, staat het er ineens: Gerard Termorshuizen. Hoe kom je er op? Je bent niet zeker, maar toch. En dan zie je het voor je. Een man met golvend donker haar, en een volle baard die een geprononceerde kin aan het zicht onttrekt. Een rijzige gestalte, met priemende blik. Een mooie kop. Wild ogend, maar toch met een vriendelijke uitstraling, die je doet denken aan de Indische Humboldt, Franz Wilhelm Junghuhn. Ik stel me Gerard voor, staand aan de rand van een krater van een vulkaan op Java. Dan begint het verhaal, alleen is Gerard geen romanfiguur. En ik schrijf geen romans.
Jarenlang fietste Gerard bijna dagelijks op en neer van Sassenheim naar Leiden. Naar de universiteit. Al even niet meer. Het palmares van Termorshuizen was wel een verdomd mooie boektitel geweest. Nogmaals: ik schrijf geen romans. Gerard houdt van de Tour. Net als ik. Af en toe maken we een fietstochtje samen. En als het zo uitkomt kijken we graag samen naar de Koninginnerit in de Alpen of Pyreneeën. Twee ‘kenners’ zitten dan aan de buis gekluisterd.
Pas in 2017 leer ik Gerard kennen. Hij heeft dan al een heel leven achter zich, maar genoeg energie om nog van alles te ondernemen. De leukemie is onder controle. Zijn haar en baard zijn grijs. Peter van Zonneveld had gezegd dat ik Gerard moest uithoren over Rob Nieuwenhuys. Ik ben gevraagd een artikel te schrijven over Willem Frederik Hermans en Multatuli. In de Hortus interview ik Gerard. Hij vertelt. Ik luister. Het is eind mei, en heerlijk warm. Nog net niet tropisch. Wat ik dan nog niet weet is dat wij veel met elkaar gemeen hebben, en niet slechts die gekte met de Tour. Ik zal uiteindelijk een artikel schrijven over een ontmoeting tussen Nieuwenhuys en Hermans, in Indonesië in 1971. Gerard was er bij geweest. Nieuwenhuys was twee maanden als regeringsgezant terug in zijn land van herkomst. Er komt nóg een artikel, nu over Hermans als toerist in Indonesië. Daarna enkele voordrachten en niet veel later een boek over het herstel van de culturele betrekkingen tussen Nederland en Indonesië begin jaren zeventig. Aan dat herstel heeft Gerard een belangrijke bijdrage geleverd. Voor het beschrijven van die buitengewoon moeilijke tijd – allemaal naast mijn veeleisende praktijk – bleek de hulp van Gerard onmisbaar, als vraagbaak en als inspirator. Hij stimuleert, en wat het mooiste is: we delen in de vreugde van de ontdekking als onderzoeker, zoals bij het vinden van de briefwisseling tussen Rob Nieuwenhuys en zijn vrouw Frieda.
Na mijn Nieuwenhuys-boek schrijf ik twee boeken over de Max Havelaar, in historische context. Bewust laat ik Gerard hier buiten. Ik wil niet wéér een beroep op hem doen. Hij heeft al zoveel voor me gedaan. En ik ben hier op eigen terrein. Nadat deel één verschijnt, in 2021, is Gerard wat bozig. Ik ben op bezoek in Sassenheim. We gaan een stukje fietsen, naar Lisse. Eerst van de Ter Leedelaan naar de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. We zetten de fiets tegen een houten hek en gaan een stukje wandelen langs de Rijnsloot. We staan op ingeklonken weideland. De tijd heeft hier stilgestaan. We kijken naar de molen aan de ringvaart, in de verte. Gebouwd in de zeventiende eeuw. De lucht is typisch Hollands, dat wil zeggen: veel helblauw met witte vlokken wolk. Terwijl ik de wolken aan de molen voorbij zie trekken pakt Gerard me bij de arm en vraagt - indringend - waarom ik hem mijn boek over Carolus niet liet meelezen. Waarom heb ik hem gepasseerd? Ja, het was een goed boek. Máár…., het kon véél beter. Ik ga niet met hem in discussie. We pakken onze fietsen en stappen weer op, alsof de vraag niet gesteld is. Ook het vervolg schrijf ik in dezelfde stijl. Zonder noten en anekdotisch. Ik ben eigenwijs. Gerard zal het wel begrijpen.
Bij een volgende gelegenheid fietsen we naar Warmond. Gerard voorop. Ik heb geen versnellingen en trap zwaar. Dat is goed voor mijn verrotte knieën, net zoals zwemmen. Alleen mijn spieren houden me op de been. Daar gaat-ie. Voor me uit, de blauwe lucht en wolken in. Bij regen blijven we thuis. Wat is het land hier toch plat. En ik schiet niet op. We schelen 30 jaar maar het lijkt net alsof ik de oudere van de twee wielrijders ben. Gerard gesticuleert. Onderweg praten heeft geen zin. Zijn gehoor is te slecht en zijn apparaat functioneert niet best in de rijwind. Hier naar links, dan weer naar rechts. Eerst Huis te Warmond. We wandelen er naar toe. Stilte overheerst. Een oase van rust midden in de Randstad. Even later zitten we weer op de fiets. Aangekomen bij de Oude Toren luister ik aandachtig. De oorspronkelijk katholieke kerk werd tijdens het beleg van Leiden in 1573 totaal vernield. De geuzen hadden zich er verschanst maar de Spanjaarden waren in overtal. Toen de strategisch gelegen versterking werd aangevallen brandde de kerk en de daarnaast gelegen twee kloosters af. Men zegt dat de geuzen het zelf waren die de gebouwen in de fik hebben gezet. Ze wilden voorkomen dat de kerk in handen van de Spanjaarden zou vallen. De toren staat nog. Die kon worden hersteld. Alles er omheen is slechts ruïne. Je loopt tussen de graven, ook binnen de restanten van de oude kerkmuren. De Protestantse gemeente heeft bezit van de begraafplaats genomen. Er zijn echter ook grafkelders, waar nog tot in de achttiende eeuw bisschoppen zijn bijgezet. “Deze plek beantwoordt geheel aan mijn romantische geest,” zegt Gerard. Ik zwijg, want exact dát sentiment overvalt mij. “Ik wilde hier begraven worden maar de Gemeente heeft mijn verzoek afgewezen. Ik ben niet belijdend gelovig. Geen betalend lid, als het ware. Maar we hebben een mooie plek gevonden, bij de dorpskerk in Sassenheim. Oók een kerk met geschiedenis.” Onderweg naar een Indische maaltijd aan de Ter Leedelaan laat Gerard mij zien waar hij zal komen te liggen. Een vreemde gewaarwording: Gerard is met de dood bezig, terwijl hij juist onsterfelijk lijkt.
Fietsen met Gerard. Een ware belevenis.
Op zaterdag 4 januari 2025 werd in Leiden de negentigste verjaardag gevierd van Gerard Termorshuizen. Die dag verscheen bij Uitgeverij Little Wolf Publications een vriendenboek Gerard XC, onder redactie van Marjanne Arts en Tom Phijffer, met een inleiding van Peter van Zonneveld en bijdragen van Henk Maier, Michiel van Kempen, Kees Snoek, Bert Paasman, Willem van der Molen, Rick Honings, Olf Praamstra, Geert Onno Prins, Vic van der Reijt, en vele anderen. In 2020 publiceerde Gerard Termorshuizen zijn memoires. Nu hebben vrienden en familieleden hun dierbaarste herinneringen áán Gerard Termorshuizen op schrift gesteld, waardoor de vele facetten van zijn leven, ups én downs, worden belicht, zoals de rol die hij in het persoonlijke en intellectuele leven heeft gespeeld en welke invloed hij op hen had en nog steeds heeft. Het boek opent met de vandaag hier apart gepubliceerde column van Tom Phijffer (op de foto met Termorshuizen voor de boekenkast van Multatuli).