Er zijn talloze voorbeelden van Nederlandse ‘cultuurproducten’ (op dit vreemde woord ga ik verder niet in) die een negatieve symbolische waarde hebben, onder invloed van voortschrijdend politiek-historisch inzicht.
Als we het over symbolen en geschiedenis hebben, hebben we het over de driehoeksrelatie namen, beelden en gebeurtenissen. Gebeurtenissen staan vast, natuurlijk, maar of ze herinnerd worden en zo ja hoe, onder welke naam en met welke beelden, staat niet vast. Was Piet Hein een held? Droeg Jan Pieterszoon Coen bij aan de Nederlandse welvaart? Is Zwarte Piet racistisch? Was Anne Frank een heel gewoon meisje? Was Anton de Kom een revolutionair? Is x het waard y genoemd te worden?
Gelukkig zijn er ook altijd cultuurproducten die van een negatieve, een positieve waarde krijgen. In plaats van de naam Coen voor de tunnel te handhaven, werd in 2015 voorgesteld die van Multatuli daarvoor in de plaats te gebruiken. Burgemeester Van der Laan was op naamsverandering tegen, maar nu is er opnieuw discussie en is Anton de Kom, in de jaren dertig en veertig nog als radicale communist vervolgd, en later voor zo ongeveer elk postkoloniaal karretje gespannen, de potentiële nieuwe-naamgever.
‘Een nieuw begin voor ons allen is een begin zonder herinneringen aan een naar verleden,’ zei raadslid Mourad Taimounti van Denk in het debat daarover. ‘Een nieuw begin zonder nare herinneringen’ – fantastisch om dat als kernpunt in je politieke programma op te nemen. Het herinnert aan de negentiende-eeuwse theorie van Renan, dat een natie veel nare dingen moet vergeten om een natie te kunnen zijn. Dit idee gaat in tegen het concept van politieke geschiedschrijving als een poging om nare gebeurtenissen boven tafel te halen, om zo een begin te maken met hun objectivering en (dus) verwerking.
Het is misschien onvermijdelijk, of zelfs inherent aan kunstwerken dat ze op de een of andere manier verbonden zijn met de geschiedenis, objectief of niet, met de representatie van een groep mensen in de tijd, cultureel bepaald of niet. En misschien is het zelfs de bedoeling van kunst om dat lot te ondergaan.
Maar waarom een tunnel? Wat voor eer doe je een schrijver aan, als je zijn of haar naam verbindt aan de grauwe onderwaterbuis voor autoverkeer die de petroleumhaven verbindt met Tuindorp Oostzaan? Zo positief is die symboliek niet (meer), en het lijkt me juist prima om mensen als J.P. Coen te blijven herinneren als: o ja, die stinkduik waar je altijd een beetje claustrofobisch uitkomt en dan de Febo.
Nee, wat mij zo tegen de borst stuit, is dat schrijvers als Anton de Kom en Multatuli, zoals veel kunstenaars, symbolisch worden ingezet om de Trümmer van de geschiedenis goed, of zelfs beter te maken. Vooral in het geval van Multatuli voert men zijn complexe, veelgelaagde en satirische roman Max Havelaar voortdurend ten tonele als voorbeeld van dapper antikolonialisme, zodra het verwijt klinkt dat Nederland kolonialistisch of racistisch is (geweest). Was Max Havelaar een antikoloniaal boek? Dat is dan de enige vraag die telt en elke lezer dient zich uit te spreken voor of tegen.
Maar waarom zouden we Max Havelaar willen gebruiken als excuustruus in een politiek debat? Doen we onszelf daarmee soms een plezier? Waarom zouden we kunstwerken überhaupt willen gebruiken om een bepaalde politieke visie op het nationale verleden te staven dan wel te ondermijnen? Hebben we dat dan nodig? Identificeren we ons met die natie?
Het lijkt alsof de gebeurtenissen uit het verleden verteerd moeten worden, waarbij de beeldvorming het verteringsorgaan is en de kunstwerken onderdeel van het verteringsmechanisme, laten we zeggen de enzymen, of de vitaminen, of de peristaltische beweging, of welke metafoor je ook wil gebruiken in deze allegorie van productie, consumptie en vrijgekomen energie.
Waarbij dan de achterliggende gedachte is, dat er uit al onze slechtheid toch iets goeds is voortgekomen. Zoiets als de mythe van ‘de goede Duitser’ – waarmee dan nooit een Nacht und Nebel-slachtoffer wordt bedoeld, maar altijd een of andere nazi met een hart.
De Nazi met het hart – een zinderende liefdesgeschiedenis tegen de achtergrond van vuilnishopen en andere nare dingen uit de geschiedenis. Nu in de boekwinkel! De nieuwe roman van (vul maar in).
Uiteindelijk draait het bij productie natuurlijk om het ‘goed’: kapitaal in de vorm van symbolen, kennis en macht. En het gaat erom wie zich daarvan de trotse bezitter mag noemen (‘eigenaarschap’, weer zo’n lelijk woord). Onder die discussie schuilt de angst dat ‘we’ eigenlijk allemaal ‘slecht’ zijn. En de inzet van politiek is de cultuur, nu we niet meer van kunst mogen spreken, laat staan van Kunst (want kunst doet hooghartig, alsof ze apolitiek is).
Jiskefet doorzag dit systeem toen ze de historische Wiedergutmachung – naoorlogse schadevergoedingen van Duitsland aan joodse slachtoffers of hun nabestaanden, wederom heel fraai bedacht, zo’n woord – verbonden aan het concept van de Schnitzel. Zo werd de Nederlandse taal verrijkt met een zeldzaam mooi woord: de Wiedergutmachungsschnitzel.
In het Amsterdamse restaurant Onze Cultuur is de Wiedergutmachungsschnitzel het laatste wat ik wil bestellen. Geef mij maar een Politionele Actietomatensla. Met een Pacificatiebal en een pasta Condono.
Of toch gewoon een Patatje Oorlog bij de Febo?