Frank Efraïm Martinus (1936-2015) was niet alleen de literaire auteur die onder de naam Frank Martinus Arion bekendheid verwierf in het hele Koninkrijk der Nederlanden, met name door zijn roman Dubbelspel (1973). Martinus was ook taalkundige, specialiseerde zich tot historisch linguïst en deed promotieonderzoek naar de oorsprong van het Papiaments, zijn creoolse moedertaal. Niet in de laatste plaats was Martinus decennialang een opmerkelijk gepassioneerd opinion maker, vooral op zijn geboorte-eiland Curaçao.
De versierselen die behoren bij de benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau behoefden na het overlijden van Martinus niet meer te worden teruggestuurd naar de Kanselarij der Nederlandse Orden in Den Haag. Martinus ontving de benoeming en de versierselen in 1992. Op 29 december 2008 organiseerde hij een ‘wederaanbieding’ aan koningin Beatrix en meldde zich bij het gouverneurspaleis in het Fort, hartje Punda, Willemstad.
Audiëntie bij de gouverneur, mr. E.M. d.l. S. Goedgedrag, werd afgehouden en een ambtenaar van het Kabinet van de gouverneur nam de versierselen en de motivering voor de teruggave in ontvangst. ‘Naarmate de ongevoeligheid van Nederlanders tegenover het verleden toenam,’ zo liet Martinus Hare Majesteit weten, ‘nam mijn betrokkenheid met dat verleden toe, omdat het zomaar opzij zetten van de donkere plekken in de geschiedenis van een natie mij een grote onrechtvaardigheid lijkt. Het al of niet verantwoording kunnen afleggen voor donkere plekken in de geschiedenis is het wezenlijke verschil tussen een beschaafde natie en een pueriele roversnatie die alleen maar wil prijken met lichtpunten uit zijn geschiedenis, zoals bijvoorbeeld met de schilderijen van Rembrandt.’
Martinus was zeer teleurgesteld geraakt in het moederland, dat hij aanvankelijk met bewondering benaderde. In 1955 vertrok hij met een studiebeurs naar Nederland, waar hij staatsexamen gymnasium deed. Vervolgens studeerde hij Nederlands, waarmee hij in 1965, vlak voor zijn doctoraalexamen, stopte. Vele van de overtuigingen waarmee hij opgroeide, kantelden en werden vervangen door ideeën en idealen eigen aan de jaren zestig en zeventig.
Met name het absolute gebrek aan betrokkenheid bij het heden en de geschiedenis van de voormalige kolonie en de aanhoudende hypocrisie voedden zijn weerzin. Nadat het Nederland niet was gelukt om de Antilliaanse eilanden tot onafhankelijkheid te bewegen, zoals Suriname, veranderde in 1990 het beleid in het tegenovergestelde. Dit leidde tot het machtsspel dat zou culmineren in de nieuwe structuur per 10 oktober 2010. Het Statuut, zo hield hij koningin Beatrix voor, was feitelijk ‘een truc om te zijner tijd weer tot rekolonisatie, d.w.z. tot grotere beheersing in plaats van grotere verzelfstandiging van de oorspronkelijke kolonies over te gaan.’
Het valt te betwijfelen of het moederland met een dergelijke vooruitziende blik in 1954 het Statuut ondertekende. Anderzijds valt moeilijk te ontkennen, dat sinds de beleidsommezwaai Nederland weer volop grip tracht te krijgen en ook heeft verkregen op de eilanden. Het was een gruwel in Martinus’ ogen.
Martinus wilde gehoord worden. Hij schuwde de theatrale dramatiek niet, zo bleek wel bij de teruggave van de versierselen. Hij wapende zich met argumenten, maar waar die tekortschoten, kon hij boosaardig terugslaan. Als verbale straatvechter heeft Martinus een roemruchte status op de eilanden weten op te bouwen. Bij tijd en wijle hanteerde hij de persoonlijke aanval op de tegenstander om diens geloofwaardigheid in twijfel te trekken en zodoende ook zijn standpunten. Ad hominem: het was een stijlfiguur waar Martinus Arion gewiekst gebruik van kon maken.
Wanneer – in een discussie over de promotie van het Papiaments in het onderwijs - Carel de Haseth hem de oren wast juist vanwege het op de man spelen, bevestigt Martinus terstond de kritiek van De Haseth (die van huis uit apotheker is). ‘Het is niet mijn gewoonte in te gaan op het schrijven van critici. Zeker niet op het geschrijf van mensen bij wie ik met geen mogelijkheid kan achterhalen op welke proefstuk(ken) zij hun autoriteit baseren. Zoals Carel de Haseth in de [weekendbijlage van het Antilliaanse dagblad] Amigoe-ñapa van 24 juni [1983]. Wat is de literaire autoriteit van Carel de Haseth? Wat heeft hij in het Nederlands of in het Papiamentu geschreven dat iemand ook maar een uurtje heeft onderhouden? Behoort de man literaire-pagina autoriteit te hebben, omdat hij mogelijk kruidenleer gestudeerd heeft?’
Martinus eindigde zijn tirade met de mededeling, dat hij zich genoodzaakt had gezien op ’27 juni [1983] een aanklacht tegen [De Haseth] in te dienen wegens smaad en belediging.’ De zaak is nooit voorgekomen.
Martinus Arion was echter niet alleen een felle vechtjas. Hij kon ongetwijfeld evenzeer energiek charmeren. Hij wist als geen ander dat je meer vliegen vangt met honing dan met azijn. Hij kon uitgesproken innemend uit de hoek komen, zoals wanneer hij op uitnodiging van zijn Nederlandse uitgever in Nederland was voor de promotie van zijn werk.
Martinus Arion was lyrisch in het Hollands Dagboek dat hij op 23 maart 1996 voor NRC Handelsblad verzorgde. ‘Zondag: Mijn optreden in Harderwijk voor het literaire gezelschap Apollo is een hoogtepunt van deze tournee. De leden hebben mijn werk zo serieus bestudeerd, dat ik zo nu en dan het gevoel heb uit deze prachtige, oude stad afkomstig te zijn. Literatuur maken is voor mij eigenlijk vrienden maken, familie maken.’
De auteur van Dubbelspel was een intrigerende man en zonder meer een nadere biografische studie waard. De voorbereidingen voor die biografie worden getroffen door Mineke de Vries. Onder begeleiding van prof. dr. Michiel van Kempen hoopt zij te gelegener tijd die studie als proefschrift te verdedigen.
Meer over de letteren in ‘de West’ in het pas verschenen nummer van Nieuw Letterkundig Magazijn van mei 2017.