Tweehonderd jaar geleden, om precies te zijn op 7 maart 1822, werd in Doesburg Alexander Willem Maurits Carel Ver Huell geboren. Zijn vader Maurits was zeeofficier geweest die na een schipbreuk in conflict was gekomen met zijn superieuren en op non-actief was gesteld. Zijn moeder Louise de Vaynes van Brakell was de dochter van de commandant van de vesting Doesburg. Beide ouders waren begenadigde tekenaars. In datzelfde jaar werd zijn vader als onderequipagemeester op de marinewerf in Rotterdam aangesteld.
Zijn vakanties bracht de jonge Alexander meestal door in Doesburg bij zijn grootvader van vaderszijde die daar burgemeester was geweest. Evenals zijn ouders ontwikkelde Alexander een bijzonder talent voor de tekenkunst.
In 1840 ging hij in Leiden rechten studeren. Het was de bedoeling dat hij carrière zou maken in de diplomatie, maar daar is het nooit van gekomen. Nadat hij in Leiden de zeven jaar oudere Jan Kneppelhout had ontmoet en bevriend met hem was geraakt, trad hij voor het eerst op als professioneel tekenaar door illustraties te leveren voor Kneppelhouts verhalenbundel Studenten-typen die hij uitgaf onder het pseudoniem Klikspaan. Zelf mat hij zich het pseudoniem O. Veralby aan. Hij ontpopte zich van lieverlee als karikaturist en humoristisch tekenaar. Ook zou hij prenten vervaardigen voor de Leidse studentenalmanak, die bij het universiteitsbestuur niet altijd in goede aarde vielen.
Nadat hij in 1844 voor zijn kandidaatsexamen was gezakt, zegde hij het studentenleven vaarwel en richtte zich met succes op een artistieke loopbaan. Maar naarmate hij ouder werd, raakte hij steeds meer verbitterd en hij stond in zijn woonplaats Arnhem bekend als misantroop die als een kluizenaar leefde. In zijn dagboeken vraagt hij zich af of het niet de joden en jezuïeten zijn die hebben bijgedragen aan de ellende in de wereld. Daarbij kwam dat de Arnhemse bevolking niet bepaald gecharmeerd was van zijn gedrag tegenover zijn verloofde Marie Anemaet. Zij was zijn overbuurmeisje en dochter van een oud-ritmeester der kurassiers. Wat hem ertoe bracht drie dagen voor zijn huwelijksfeest in 1863 zijn bruid zomaar in de steek te laten, is nooit geheel duidelijk geworden. In ieder geval waren sindsdien laster en verguizing zijn deel. Zelf beweerde hij dat hij had gehandeld uit plichtsbesef, omdat hij van mening was dat een huwelijk met hem niet zou bijdragen aan het geluk van zijn aanstaande.
Om onduidelijke redenen raakte hij ook gebrouilleerd met Jan Kneppelhout die in het aanpalende Oosterbeek met zijn vrouw het suikerbakkerskasteel De Hemelse Berg bewoonde, dat in 1944 bij de Operatie Market Garden in vlammen opging.
In november 1861 begint hij zijn dagboeken, zoals hij zelf zegt: “niet slechts als Memorandum voor myzelven, maar ook omdat men wete hoe ik, die broeder noch zuster bezit, geleefd heb.”
In totaal voltooide hij vijf dikke folianten met in totaal 2152 beschreven bladzijden, waarin de geest van de hele 19e eeuw gestalte krijgt en men ook een inkijkje krijgt in de gedachtenwereld van een gekwelde kunstenaar. Ze bevinden zich nu in het Gelders Archief in Arnhem. Maar voorzichtigheid bij het lezen is geboden. Ver Huell is niet zelden vooringenomen en zijn observaties, hoe scherp ook, zijn soms het gevolg van een verkeerde of selectieve waarneming. Zijn politieke en maatschappelijke opvattingen zijn, als men ze door bril van het heden bekijkt, soms discutabel of in een enkel geval ronduit verwerpelijk.
Als Kneppelhout in november 1885 overlijdt vraagt Ver Huell zich in in zijn dagboek af wie nu zal erven van ‘den millionair’ Jan Kneppelhout. Maar Ver Huell was zelf ook niet onbemiddeld. Na zijn dood in 1897, waarschijnlijk als gevolg van de ziekte van Parkinson, bleek dat hij wat zijn nalatenschap betreft, bepaald had dat er naast allerlei andere legaten, waaronder zijn bibliotheek en kunstverzameling die naar de gemeente Arnhem gingen, ook de gemeente Doesburg bedacht was met een geldbedrag van, omgerekend naar onze tijd, een miljoen euro. Daaruit zou een vaste oeververbinding over de Gelderse IJssel moeten worden bekostigd, zo stond vermeld in het testament. Maar de gemeente lapte de wens van Ver Huell aan haar laars en besteedde het geld aan andere projecten. Pas in 1951 werd de IJsselbrug gerealiseerd. Maar Doesburg, waar de excentrieke tekenaar en kunstverzamelaar werd begraven, kwam tot inkeer en kwam over de brug, want in 2016 werd de brug als eerbetoon aan de gulle gever omgedoopt tot de Alexander Ver Huellbrug.
Toen Ver Huell aan het eind van zijn leven, teleurgesteld in veel dingen maar vooral in de regering die hem nooit een ridderorde of een ander eerbewijs had gegund, terwijl hijzelf meende veel voor Nederland te hebben betekend, baarde hij opzien met een advertentie in de dagbladen met de tekst: ‘Men schrijve op mijn graf: hij deed veel voor zijn land – zijn land deed niets voor hem.’ Dat is niet gebeurd.