Op donderdag 25 september vindt in het Dordrechts Museum het symposium De wereld van Johan de Witt plaats. Wie was Johan de Witt? Het lijkt een eenvoudige vraag met een eenduidig antwoord, maar niets is minder waar…. lees verder…
Voor onze maandelijkse MdNL Boekenactie selecteert een uitgever speciaal voor onze leden een bijzondere en aansprekende titel uit het fonds en biedt deze tijdelijk met korting aan. Deze keer koos WBOOKS voor u het boek Relieken,… lees verder…
‘Ieder mens moet tot alle ideeën in staat zijn‘ (Borges)
Toen ik literatuurwetenschap studeerde, kwam ‘de tekst‘ vaak in colleges voorbij. We leerden dat we ‘de tekst‘ moesten zeggen en schrijven, niet ‘het boek‘ of ‘het gedicht‘. Dat je teksten niet zomaar kon lezen, maar dat je ze moest benaderen. Als je ze eenmaal benaderd had, kon je met ze in onderhandeling treden. Zoiets als Denzel Washington in Inside Man.
Het woord tekst kwam van textus, weefsel. Dat verklaarde een hoop. Je had prozateksten en poëzieteksten. Bij prozateksten speelde ‘het narratief‘ een rol, bij poëzieteksten ging het meer om de ‘taalsituatie‘. Ook kregen we op een gegeven moment te horen dat ‘alles tekst was‘. Dat was voor sommigen een schok. Anderen glimlachten opgelucht, want die hadden het altijd wel vermoed. Ik tekst, jij tekst, wij tekst. (Dit was nog voordat ‘teksten‘ een werkwoord werd.)
Als het woord ‘tekst‘ in een samenstelling terecht komt, verandert het soms in ‘text‘, bijvoorbeeld in het woord context. De context is de tekst met een x (en met een con): moeilijk. Wat de context precies is, hangt van de tekst af. Iets om de tekst heen? Het grote Nix?
Ik ben van de generatie Nix, dus nog opgegroeid zonder internet, maar wel met computers. De tekst is voor mij altijd verbonden geweest met het toetsenbord. Toets en tekst gaan eeuwig samen, in mijn ogen. Want als ik met de hand schrijf, schrijf ik, maar als ik op het toetsenbord tik, produceer ik iets wat de machine verwerkt tot tekst.......