Bij de Historische Uitgeverij is Een dichter op de kruising. Leopold rond 1900 van Dick van Halsema verschenen, een voorpublicatie van de grote Leopoldbiografie waaraan Van Halsema werkt. Een leven lang doet Van Halsema onderzoek naar… lees verder…
Op vrijdag 26 september aanstaande zal in Leiden de negende editie van de Indische Letteren-lezing plaatsvinden. Dit jaar zal Lisa Kuitert, hoogleraar Boekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, de lezing verzorgen onder de titel ‘In druk, onder druk. Het boekenvak in Nederlands-Indië.’
‘Gelderland is onder de Nederlandse gewesten in dichters niet vruchtbaar geweest; doch het heeft zijn Staring gehad, en deze weegt vele anderen op,’ schreef Nicolaas Beets bij een uitgave van Starings gedichten. En dat is maar al te waar, want geen andere dichter heeft zoveel Gelderse sagen, legenden en folklore in zijn poëzie verwerkt als de Achterhoekse bard.
Antoni Christiaan Winand Staring werd in Gendringen in het huis ‘De Bringenborg’ geboren op zaterdag 24 januari 1767. Spoedig na zijn geboorte vertrekt zijn vader naar zee om zich als scheepsofficier verdienstelijk te maken, terwijl zijn moeder zich na enige tijd in Doetinchem in de Hamburgerstraat vestigt. Toen haar man in 1773 als equipagemeester in Kaap de Goede Hoop (Zuid-Afrika) werd aangesteld vertrok zij ook, terwijl haar zoon op zevenjarige leeftijd bij een oom werd ondergebracht in Gouderak. Bijna tien jaar later keerden zijn ouders terug en vestigden zich op een landgoed nabij Vorden.
Het geboortehuis is afgebroken, maar ter herinnering aan de schrijver heeft de gemeente Oude IJsselstreek op een pilaar bij de bibliotheek de woning afgebeeld. Voor de serie ‘Gelderland in proza, poëzie en prenten’ dichtte Dick Welsink (geb. 1953-2024), voormalig conservator van het Literatuurmuseum in Den Haag, een pantoum over de sloop, waarover hij zich nogal opwond. Een pantoum is een dichtvorm die uit Tibet of Maleisië is overgewaaid. Het is een cyclisch gedicht van vier of vijf kwatrijnen, waarvan versregel 2 en 4 in het volgende kwatrijn terugkomen als regel 1 en 3. Het laatste kwatrijn bestaat uit de vier reeds eerder gebruikte versregels:
DE BRINGENBORG
Wie gaf de opdracht tot de sloop van het geboortehuis van Staring?               Leeft er nog iemand die mij de onverlaten aanwijzen kan?
Breng mij bij hen, ik eis na zoveel jaar een gegronde verklaring.
Of zijn ze gestorven en weet geen mens er meer het fijne van?......